“Het heeft er alle schijn van dat ons zonnestelsel instabiel is, niet ordelijk. Ons leven hier op aarde toevallig. Als dat zo is, wat blijft er dan over van liefde en licht? Van jouw gedachte dat wanneer we sterven, we opgaan in een groter licht? Ik blijf dat moeilijk met elkaar te rijmen vinden.”
Bovenstaande vraag stelde een lezer mij naar aanleiding van mijn column Hoe een wereldtrip veranderde in een Godtrip. In dezelfde mail stuurde hij de link mee naar het artikel van Joep Engels in Trouw van 20 april De God van Isaac Newton blijkt een klungelige horlogemaker – met de ondertitel waaruit zijn vraag voortkwam: Het zonnestelsel lijkt een toonbeeld van orde maar chaos regeert.
Door: Wim Jansen
Geen theodicee
Ik ga mee in de vraag, mee in de constatering van de klungeligheid. Ik zou daar misschien op af kunnen dingen maar dat ga ik niet doen.
Ik zou Spinoza kunnen opvoeren die geen oordeel uitspreekt over de chaos, hem niet benoemt als goed of kwaad, eenvoudig omdat wij niet weten wat goed voor ons is en wat kwaad, en die zelfs harmonie ziet in de disharmonie.
Ik zou Lao Tzu kunnen noemen die de tegenstellingen van duister en licht beschrijft als elkaar aanvullende noodzakelijkheden: Wat is een slecht mens anders dan het werk voor een goed mens?
Ik zal ook Simone Weil niet aanhalen die de afwezigheid van God en liefde in dit universum ziet als een mogelijkheid om de liefde te leren, de leegte als een kans om God aan het licht te laten komen.
En ik zal de procestheologie links laten liggen waarin de klungeligheid en de chaos van de schepping wordt onderschreven omdat de schepping nog niet af is en God nog altijd scheppend bezig is, zoals dat in de vertaling van het Genesisverhaal in de Naardense bijbel zo mooi wordt uitgedrukt: Sinds het begin is God schepper van hemelen en aarde.
In al deze zienswijzen lijkt chaos juist de voorwaarde om tot liefde en licht te kunnen komen. Toch ga ik ze niet benutten. Onmiskenbaar laden ze de verdenking op zich van een theodicee: de legitimatie van het lijden in deze wereld. Ik denk niet dat dat waar is, maar ze hebben de schijn tegen. En dat wil ik vermijden. Ik wil niet doorgaan voor advocaat van de duivel.
Geen intelligent design
Ik ga dus mee in de constatering van de chaos en klungeligheid en de zinloosheid. Niet methodisch maar omdat ik het vaak werkelijk zo ervaar. Ondanks de schoonheid en de harmonie, die ik ook zie, word ik met grote regelmaat overmand door het bittere raadsel van wat schepping wordt genoemd.
Dat is ook de reden waarom ik niet meega in de idee van intelligent design, het alternatief van sommige wetenschappers voor de willekeur van de evolutie. Zeker, we zien een ontzagwekkende precisie en creativiteit in de natuur maar tegelijk ook zoveel wreedheid en missers dat we ons moeten afvragen of het ontwerp van het universum wel zo intelligent is.
Ik moet denken aan een overdenking van een collega-predikant tijdens een retraite. Met enkele psalmteksten prees hij de orde in de schepping, het veilige wonen op deze minuscule planeet in het heelal… Een andere collega reageerde furieus: Hoe kun je dit nou zeggen? Ga dat eens uitleggen aan de duizenden slachtoffers van die tsunami!
Ik herken de vragende woede van deze laatste collega. Ik stem in met het gelijk van de sceptici – en de vraag van mijn lezer. En dan heb ik het nog niet over de oneerlijkheid van het leven in gemene ziektes, het alom triomferende recht van de sterkste, de verschrikkelijke uitwassen waartoe mensen soms in staat zijn.
En toch…
Nu we aldus de God van Newton hebben neer gemaaid en platgeslagen kijk ik naar de ervaring van dat onttroonde leven, die chaos waartoe wij dus toevallig en zinloos op aarde geworpen zijn. En wat signaleer ik dan?
Ik signaleer een vreemd en tegendraads en toch. In weerwil van alle kwaad lijkt alles zich toe te zingen naar een zin. Ik ervaar een minieme aanwezigheid van iets wat je misschien God zou kunnen noemen. Een spoortje licht.
Zoals het vogeltje Geest dat over de woeste wateren scheert in het scheppingsverhaal van Genesis 1. Een ademtocht van leven over die duistere afgrond van chaos: woest en leeg.
Dat verhaal is geen geschiedenis, geen triomfantelijk verslag van hoe het ooit allemaal op zijn pootjes terecht kwam, maar de ervaring van een dichter in dit bizarre leven. De ervaring van ondanks alles. De bevinding van een verborgen, stille kracht in de woestenij.
Hoe liefde aan het licht komt juist in de chaos.
Zo is het mij vergaan, ondanks mezelf. Ooit ben ik een vermoeden gevolgd, een verlangen, een fluisterstem in de stilte – meer was het niet – en in de overgave daaraan werd die stem toonaangevend, lokkend en leidend, en groeide uit tot de enig werkelijke werkelijkheid.
Het was geen geloof, geen religie, geen bewijs van het bestaan van een God, maar onmiskenbaar de ervaring van iets heiligs. Iets wat ons overstijgt. Iets ultiem kwetsbaars, dat haaks staat op de ‘survival of the fittest’.
Nee, ik begrijp niets van deze wereld en dit universum en ik geef toe dat de chaos regeert. Maar juist in dat besef kan ik maar niet om die andere werkelijkheid heen die ik op het spoor kom in mijn aller diepste innerlijk. Niet de werkelijkheid van de God van Newton – die alles al netjes op orde lijkt te hebben – maar van een mystieke kracht die dwars door alles heen alleen maar liefde genereert in een voortgaand proces.
In het licht van die liefde gaat mijn leven op – en mijn sterven.
Dat is niet iets wat ik aanneem of geloof of verwacht, maar de meest beslissende ervaring.
Ik kan het niet helpen.
Wim Jansen is theoloog, dichter en schrijver. Eind mei verschijnt zijn nieuwe boek O hemel, zei de krokodil – 52 dierenverhalen voor jong en oud om zoiets als God ter sprake te brengen. Voor meer informatie: www.wimjansen.nu.
Ondanks alle vraagtekens bemoedigend!!
Er is geen einde, geen begin…
Bestaan? Het heeft totaal geen zin!
We vragen zinloos steeds: “Waarom?”
Al denkend, blijven wij toch steeds heel dom.
En toch…geloof ik heel intens
(Al ben ik maar een simpel mens)
In de Eeuwigheid van Energie.
Verschijnen is slechts schone schijn
Maar na verdwijnen, blijft Het Zijn.
Mooi!
Van u persoonlijk?
Mag ik het delen met vermelding van uw naam?
Roger Koeleveld
op beide vragen:
jazeker!
Voor de zekerheid: wie is de auteur?
L.J. Vlaanderen of Wim Jansen (ere wie ere toekomt)?
o, u bedoelt het gedicht?
het staat er allemaal bij:
de column is van mij, WJ.
het gedicht ‘er is geen einde…’ is van L.J. Vlaanderen…
P.S. Dank voor het attenderen op Simone Weil!
Ik herken dat ervaren. Mooi onder woorden gebracht.