Geschreven door 07:35 Actueel • Een reactie

‘Ik kan erop vertrouwen dat mijn hart groot genoeg is voor alle pijn’

Eerder dit jaar ging theoloog en schrijver in gesprek met schrijver en rebalancer Lisette Thooft, mede naar aanleiding van zijn nieuwe boek Telkens een lichtkring dieper. Afgelopen maandag werd deel 1 van dit (video)gesprek geplaatst op deze website. Vandaag deel 2 over lichaam en lichamelijkheid. Onder het filmpje vindt u de tekst (in licht bewerkte vorm) van het gesprek.

Lisette: Voor mij was mijn lichaam er niet. Ik leefde hier. En het was niet speciaal mijn opvoeding. Ik ben niet christelijk opgevoed, godzijdank. Daardoor kon ik het zelf ontdekken, vrij. Maar… het was allemaal niet veilig daar beneden. Het voelen was niet veilig voor mij. Het was een moeilijke jeugd, met emotionele verwaarlozing en dat soort dingen. Ik leefde in mijn hoofd. Vanaf het moment dat ik naar school ging werd ik gezien, erkend, hoorde ik ergens bij en begon het leuk te worden. Dus ik zat helemaal in mijn hoofd. Daarom zei die man, die astroloog, ook: je moet gaan leren voelen. Lichaamsbewustzijn is belangrijk. Sinds ik dat ben gaan doen, ben ik veel meer aanwezig, ben ik eigenlijk maximaal aanwezig in mijn lichaam. En merk ik dat het hele leven daardoor makkelijker wordt, spontaner, echter, zachter, warmer. Bijvoorbeeld: vroeger had ik een briefje op de telefoon en bij de voordeur: Wil ik dit? Want ik wist helemaal niet wat ik wilde. Als iemand mij iets vroeg zei ik altijd: ‘Ja’, en daarna had ik spijt. En nu, als iemand mij iets vraagt is het alsof mijn lichaam antwoordt. Ik heb al gezegd: nee dat kan echt niet ofzo. En dan denk ik: goh dat ik dit zomaar zeg, weet je wel, bij wijze van spreken. Het komt vanzelf, want ik ben in contact met wat ik voel. Nou ja, en dat is natuurlijk… Mijn verhaal is misschien wat scherper, maar voor een groot deel is dat het verhaal van onze westerse beschaving. We zijn eruit gekatapult. We zijn in het denken gegaan en daardoor missen we een hoop.
Wim: Ja.

En dat is niet om emoties op de troon te zetten, want ik wil helemaal niet… Vroeger dacht ik dat het onzin was om te onderscheiden tussen gevoel en emotie. Maar nu denk ik: nee, nee, nee, dat klopt wel. Gevoel is wat ik voel in mijn lijf. Dus: ik heb een bibberig gevoel in mijn buik. Ik ben een beetje misselijk. Niet nu hoor, maar bij wijze van spreken. Ik heb branderige ogen, iets in mijn borstkas, een brok in mijn keel, dat is allemaal gevoel. Maar emotie is: dus ik ben bang of ik ben boos of ik… Dat maakt mijn hoofd ervan. Die emoties zijn niet zo interessant, zijn heel universeel, iedereen heeft ze. Maar dit is gewoon heel fijn om te kunnen voelen – voelen, voelen, voelen – en om te merken dat het een golf is die omhoog komt en weer wegstroomt tot de volgende golf. Of tot er een andere golf komt. En daarmee ben ik gewoon veel meer – ja, veel blijer – veel meer in contact met het hier en nu en andere mensen. Hoe zie jij dat?
Ja, mooi. Ik weet het niet precies hoor… Misschien heeft het te maken met het feit dat ik een boerenzoon ben, en opgegroeid ben middenin de natuur, waardoor de aarde, het voelen in de grond, het zo voelen, van de aarde door je handen voelen gaan, het zweten, waardoor alle lijfelijkheid van jongs af aan mij vertrouwd is geweest.

Ja, dat was er gewoon. Dat ben je niet echt verloren?
Nee, ik heb het gevoel van niet. Ook daarmee wil ik niet zeggen: ik heb dat lekker wel en de ander lekker niet. Maar ik heb het wel zo ervaren.

Ik kan me dat heel goed voorstellen.
Ik voelde de koeienlijven, ik rook ze. Ik legde mijn hoofd er tegenaan. Alles was lijfelijk. Alles was dier, je rook planten. De aarde werd opengewerkt en de geur steeg op. Dus dat is heel aards en dat heb ik eigenlijk in mijn lichaam. Dat ging over in lichamelijkheid. Ook als puber had ik een hele sterke lichamelijkheid. Dat hoofd, dat ken ik natuurlijk ook wel: dat je gaat zitten denken en gaat zitten duiden vooral. Dat ontwikkelt zich op een gegeven moment. Maar ik heb toch altijd wel heel sterk die lichamelijkheid gehouden. Van: ik voel dat heel sterk. En dingen herkennen, intuïtief vanuit je lichaam. Dus bijna instinctief.

Maar in zekere zin ben jij een gelukkige uitzondering.
Dat zou kunnen. Dat zou, dat heeft misschien te maken met het feit dat ik… Ik prijs me ook vaak gelukkig dat ik als boerenzoon ben opgegroeid…

Je had het beste van twee werelden.
…omdat je dan die geuren ruikt van de aarde en van de dieren en van de planten en de seizoenen niet te vergeten met z’n eigen geuren, kleuren, enzovoort. Dus dat is voor mij heel bepalend geweest.

Terwijl voor mij de groente uit de winkel kwam.
Ja, ja.

Ik ben een tijdje getrouwd geweest met iemand die bioloog is en antroposoof en pas toen heb ik de boeren ontdekt. Die waren er niet eerder in mijn bewustzijn.
Nee, nee. Voor mij waren het alleen maar boeren. Dat was niet alleen maar halleluja. Er was een eigen cultuur, een eigen biotoop, was wel behoorlijk calvinistisch. Niet mijn ouders trouwens, die waren een hele liberale uitzondering in die wereld van Zeeuws-Vlaanderen toen. Maar goed, mijn familie was wel behoorlijk kerkelijk, christelijk. Gereformeerd vrijgemaakt, weet je, dat soort dingen. Dus de scholen waren voor mij ook wel christelijke bolwerken in de negatieve zin. Dat je zo moralistisch bent. Maar dat hele lijfelijke, dat heb ik juist ook wel in mijn puberteit zoveel mogelijk uitgeleefd, laat ik het zo zeggen. Het aangename ontdekt van: toen ik een jaar of 18, 19 was, toen wilde ik graag meer op het land gaan doen. Ik wilde eigenlijk weer boer worden. Dan ging ik mee naar het land en dan was vlas een van de zwaarste karweitjes. Vlas is een prachtig product. Vlas trekken met de hand, heel zwaar werk. Dan zweette je je de hele dag kapot. Dan voelde ik het fijne daarvan, weet je, dat dat goed is. Dat je lichaam goed doet en dat je daarna gewoon in de kreek springt. Nou ja, we hadden nog niet eens een douche toen ik jong was. Dus dat heb ik wel heel sterk gehouden. Ik zei net tegen je: ik voel God in mijn lijf, ik voel God fysiek en dat is ook wel altijd zo geweest. Het wordt wel veel sterker nog, moet ik er wel bij zeggen.

Omdat je je er meer bewust van bent.
Bewustwording is… Wat jij vertelde, daar zou ik het woord bewustwording opplakken. Alles is er al. Alles is er al, dat hoeven we niet meer uit te vinden. Het enige wat we moeten doen, we moeten niks maar wat je mag doen in dit leven, is bewustwording.

Van mij moet het.
Ja, oké.

Ik ben er al overheen dat… Ik zeg gewoon: het moet, hier zijn we voor gekomen.
Ik ben dan geneigd om het een beetje voorzichtig te zeggen…

Hoe meer bewust, hoe meer pijn.
Er zit weinig anders op dan dat te doen, bewust worden. Daar gaat het om.

Dat heb je goed gezegd.
En dat is het dus bewustwording van wat er allemaal al is. En dat God in de aarde, God in het fysieke, in de materie… Dat is natuurlijk ook bijvoorbeeld wat die pater Jezuïet Teilhard de Chardin, paleontoloog…. Toch vrij uniek hoor, dat je in de tijd dat er nog volop gediscussieerd werd over schepping evolutie, dat hij beseft van: God is daarin juist. Daarin komt God aan het licht. Geweldig. Dat is een geweldige ontdekking.

Daar houd ik zo van, dat vind ik zo fantastisch. Helemaal waar.
Dat is niet alleen omdat ik dat met mijn hoofd geweldig vind, maar omdat ik dat ook fysiek werkelijk ervaar.

Dat kan toch ook niet anders? Dat kan gewoon niet anders.
Ik heb weleens verteld… Er is een boek van Yann Martel, Het leven van Pi. Dat boek gaat over allemaal dieren in een bootje.

Ja, ik ken het.
En dan komt ie ergens aan en dan spoelt ie aan op een of ander eiland. En dan ligt ie op het strand en dan voelt ie met zijn wang, voelt ie het strand zo. En dan zegt ie: ik lig tegen de wang van God. Als ik zulke dingen lees, dan word ik heel blij, zal ik je zeggen.

Ben je blij.
Dit is het dus, he!

Ja ja. Het strand is de wang van God, maar dit is ook de wang van God.
Jazeker, natuurlijk.

Ik heb ook een keer in een bewustwordingsdag een soort openbaring gekregen: mijn hart is niet van mij. Mijn hart is niet van mij. Ik kan wel – het is natuurlijk mijn hart enzovoort en de dokter zal opschrijven: hart van mevrouw Thooft – maar het is niet van mij. Iemand heeft het aangezet. Ik niet. Iemand zet het uit, ik hoop ik niet. En in de tussentijd klopt het zonder dat ik daar iets mee te maken heb, bij wijze van spreken. Nou ja, dat is ook niet waar want alles wat ik doe beïnvloedt het. Maar toch… Het is niet van mij, het is van God. Het is God in mij die hier ook nog dit afgescheiden…
Net zoals je adem.

Ja, ja.
Niet ik adem, maar God ademt in mij. Het ademt in mij. God ademt in mij.

Wij kunnen het enorm verpesten, maar wij kunnen het niet scheppen. Wij kunnen het niet maken. We kunnen er eigenlijk alleen maar in meegaan. Ik vind het heel mooi: mijn hart is niet van mij en dan weet ik ook: ja maar dit kan ik ook vertrouwen. Ik kan erop vertrouwen dat mijn hart groot genoeg is voor alle pijn. Er gewoon op vertrouwen. Maar even terug naar die lichamelijkheid, want ik denk dat… voor mij… ik was een hippie. Ik ben in 1953 geboren dus in 1968 was ik 15. Toen barstte dat allemaal los. Vrije liefde enzo. Dat was voor mij een uitkomst, een oplossing want de liefde die ik kende was niet enorm indrukwekkend of overtuigend. Dus vanaf dat moment ging alles door het kanaal van de seksualiteit voor mij. En ik ging op zoek naar de liefde in seks. Nou daar heb ik erg veel lol aan beleefd. Maar ik wil zeggen: ik heb nergens spijt van, bijna nergens spijt van. Maar op een gegeven moment was dat voorbij. En dat is bijna cliché om te zeggen, want dus heel veel vrouwen ervaren dat na de overgang, nou dat hoeft allemaal niet meer. Dat heb ik ook ervaren niet direct maar wel na een poosje. Maar ik heb er natuurlijk een verhaal bij, want ik heb overal een verhaal bij.
Goh, ik ook.

Ik denk dat… Ja, ook dat herkennen we in elkaar. Als je ziet dat bij de schepping en daarom… Mag ik heel even laten zien? Ja ja, de Naardense Bijbel, mijn favoriete Bijbel. Van Pieter Oussoren, een hele letterlijke vertaling. Dan lees je: het is helemaal niet zo dat God de man heeft geschapen en uit de man een rib heeft genomen en daar de vrouw van gemaakt heeft. Nee, God heeft de mens geschapen, doormidden gesneden. De ene helft is vrouw geworden, de andere helft de man. Dat is dus echt zo, dat is fysiek zo. En dat is onze opdracht ook. Dus: wij zijn wat Jung noemt: een vrouw heeft een mannelijke kern, een animus en een man heeft een vrouwelijke kern, de anima. En de individuatie – rond je 50ste begin je dat echt te doen of belangrijk te vinden. Dan ga je die andere kant integreren in jezelf. Dus voor mij was dat… Ik heb mijn innerlijke man altijd geprojecteerd op mannen. Dan moest ik die man hebben. Of van: mee vrijen of om me heen hebben of enzovoort, mee vechten ook, heel erg in mijn geval.
Haha.

Maar nu denk ik… Nou eerlijk gezegd heb ik serieus het gevoel dat ik dat gedaan heb. Dat ik geen vrouw meer ben, ik ben ook geen man. Ik ben mens geworden.
Androgyn.

Een dubbel geslacht.
Ja.
___

A.s. vrijdag deel 3 van dit gesprek op Ongrond.

Met dank aan Joke Idema voor het uittypen van de interviewtekst en aan Gert Kooiman voor het bewerken van de filmpjes.

(Visited 199 times, 1 visits today)
Sluiten