Geschreven door 09:14 Verdieping • 6 Reacties

Demonen en engelen en neurotransmitter

Engelen bestaan niet – zong Ron Brandsteder decennia geleden als introliedje in een van zijn shows. Het was in de tachtiger jaren, de tijd van de grote ontmanteling en ontmythologisering. Best. Die waren wellicht nodig. Maar inmiddels zijn we daar niet meer zo zeker van. Engelen bestaan.

Door: Wim Jansen | Foto: Pixabay

Het is frappant. Toen ik enkele jaren geleden in een van mijn vrijzinnige gemeentes preekte over engelen hield ik mijn hart een beetje vast. Beetje bang dat de soms rationele vrijzinnigheid niet zat te wachten op engelenverhalen. Wat bleek? De rij met mensen die na afloop hun verhaal met mij wilden delen was veel langer dan anders. En veel emoties. Het was prachtig troostrijk.

Een oude Indiëganger vertelde dat hij in de jungle werd neergeschoten, letterlijk, geraakt aan zijn schouder en dat hij een stem hoorde. Toen hij opkeek zag hij een lichtende gedaante die tot hem zei: “Het komt goed”. Met ingehouden ontroering voegde de man er aan toe: “En het is goed gekomen!”
En zo waren er nog veel meer indrukwekkende verhalen van verschijningen, maar ook vooral van innerlijke ervaring – die ik zeer herken.
Bij dezen.

Ontregelde neurotransmitter
Ondanks mijn ongeneeslijke ziekte barst ik nog van energie en dat straal ik ook uit. Veel mensen zien niet aan mij dat er een uiteindelijk dodelijke gast in mij woont die mij op een dag zal opvreten. Ik heb ook maling aan hem. Sorry for not dying, zei Leonard Cohen. Het zou mijn tekst kunnen zijn.
Een bevriende oncoloog zei zelfs mij nog altijd te beschouwen als “een onverwoestbare Noorman”. Daar heb ik natuurlijk goede sier mee gemaakt. Wie wil dat nou niet zijn? Nu wij volgende week een rondreis door een deel van Scandinavië gaan maken vroeg iemand mij dan ook “of ik mijn roots op ging zoeken.”

Mooi, dat klinkt allemaal heel stoer en die vitale en vrolijke kant draai ik graag naar voren, ook om mijn omgeving niet te belasten. Meestal voel ik mij, in het besef van mijn broosheid, ook werkelijk zo. Maar er is natuurlijk wel een andere kant en die wil ik niet verbloemen.
Het wordt mij niet door mijn ziekte aangedaan, maar door de kuur die mij het leven tot nu toe redt en rekt. Die heeft als ongelooflijke k*t-bijwerking dat mijn neurotransmitter soms het noorden kwijt is en mijn stemmingen ontregelt. Ja, dan is het middel erger dan de kwaal en ik heb al een paar keer op het punt gestaan ermee te kappen en mij in Godsnaam dan maar over te geven aan de kwaal.
Nu en dan word ik ondergedompeld in donkere gedachten en gevoelens, vooral angsten, uit het verleden. Spoken die proberen mij te beroven van de glans van liefde, waarin mijn leven doorgaans ligt. Ik wil er meer niet over kwijt, want dat zijn ze niet waard.

Een nieuwe verrukking
Ik moet ermee dealen, maar nu het goede nieuws: ik heb inmiddels geleerd dat ik er sterker door word. Dat onze liefde er sterker door wordt. Dat God in mij er groter door wordt.
Want altijd loopt zo’n donker moment uit op een intenser besef van de liefde in mijn leven. En op een of andere wonderbaarlijke wijze stroomt mijn ziel na zo’n catharsis  juist vol met licht en liefde en God.

Vreemd genoeg vindt dat pas plaats als ik er niet langer tegen vecht, maar mij ermee verzoen. Mijzelf en mijn angst loslaat en mij eraan overgeef. Precies zoals de middeleeuwse soefi Rumi ook aanraadt in zijn beroemde gedicht De herberg. Het is inmiddels best cliché, maar dingen worden niet voor niets cliché. En daarom geef ik het toch weer:

Elke ochtend verschijnt er een nieuwe gast
Een vreugde, een depressie, een gemenerik, een flits van inzicht komt
Als een onverwachte bezoeker
Verwelkom ze allemaal en onthaal ze gastvrij!
Zelfs als het een hoop zorgen zijn
Die op gewelddadige wijze al het meubilair in je huis slopen
Behandel dan nog steeds elke gast met respect.
Hij ruimt misschien wel bij je op
Voor een nieuwe verrukking
De sombere gedachte, de schaamte, het venijn
Ontmoet ze met een glimlach bij de deur
En vraag of ze binnen willen komen
Wees dankbaar voor wie er komt
Want ieder van hen is gestuurd
Als een gids uit het onbekende.

Vooral de zin in het midden ervaar ik heel sterk:

Hij ruimt misschien wel bij je op
voor een nieuwe verrukking.

Het klopt. Zodra ik mijn demonen omarm transformeren zij in, ja, in engelen. Niet als verschijning, niet als visioen, maar innerlijk, als warme, liefdevolle aanwezigheid in mijn ziel. Als ‘nieuwe verrukking’.

Dat gebeurt me elke keer weer en ook steeds intenser.   

Engelen bestaan.

Soms overvalt het mij:

word ik bespookt
door donkere demonen.

Zolang ik vecht
verwond ik mij.

Omarm ik ze,
verkeren zij

in engelen.

Over de auteur
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. Op 13 mei jl. verscheen van hem een nieuwe bundel met de mooiste liefdesgedichten, die hij schreef voor zijn geliefde ElianeEliane – liefdeslyriek. Zie voor achtergronden en eerdere publicaties zijn website www.wimjansen.nu.

(Visited 393 times, 1 visits today)
Sluiten