Het is een vraag die ik vaak krijg voorgeschoteld. Bijna altijd van mensen die me niet zo goed kennen. Wie mij wel kent weet doorgaans wel wat ik daarop zou antwoorden. Vroeger zei ik dan altijd: “Heb je even?”, omdat ik het een gecompliceerde vraag vond en mijn antwoord vele mitsen en maren bevatte. Tegenwoordig zeg ik direct en resoluut: “Nee.”
Door: Wim Jansen | Foto: Pixabay
Toen die vraag tijdens een interview aan rapper Typhoon werd gesteld, antwoordde hij: “Nee, ik geloof niet, ik weet.” Carl Jung zei dat overigens ook. Ik begrijp wat ermee bedoeld wordt. Geloof wordt door de meeste mensen altijd nog geïnterpreteerd als de aanname van een feit. ‘Ik geloof in God’ betekent dan: ‘Ik geloof in het bestaan van een wezen God.’ Geloven komt zo neer op: geloven dat… Geloven dat iets waar is, een feit is, iets bestaat, zoals een kind gelooft in Sinterklaas, of sommige mensen in het bestaan van aliens of UFO’s.
Als je dan zegt: “Ik geloof niet, ik weet” is dat eigenlijk van dezelfde orde, namelijk aanname van een feit, alleen een nog zekerder aanname: “Ik weet dat God bestaat.” Daarom zou ik het zelf toch anders formuleren.
Ervaring
“Komaan Jansen, nu niet langer getalmd. Voor de draad ermee. Wat is jouw antwoord, behalve dat resolute ‘nee’?”
Nee, ik geloof niet, ik ervaar. Ik ervaar iets wat ik God noem. Iets wat mij overstijgt, bijvoorbeeld schoonheid, liefde, de verrukking van erotiek, of een bepaald gevoel dat je niet thuis kunt brengen, verwondering, verlangen… Het heeft altijd met iets ultiems te maken. Hoe dan ook komt het woord ‘God’ achteraf.
De ervaring van het overstijgende, ultieme, heilige, numineuze – of hoe je het ook aanduidt – gaat voor het Godwoord uit. Er is sprake van een andere volgorde dan in de klassieke wijze van spreken. Je begint niet met ‘God’ als een al dan niet bestaande entiteit, maar als een woord achteraf. Je ervaart iets ultiems en je kunt dat God noemen. Maar dat woord ‘God’ is een van de vele metaforen die je kunt aanwenden voor die ervaring. De theoloog Richard Kearny: “… which you choose – or don’t choose – to call God.”
In het dagboek van Etty Hillesum zie je het heel vaak terugkomen: dat wat ik God noem. Zij heeft het dan vrijwel altijd over haar innerlijke rijkdom en rustpunt, het ‘onverwoestbare’ in haar zelf: “Dat allerdiepste, allerrijkste, waarin ik rust – dat noem ik God.”
Anatheïsme
In de theologie heet het anatheïsme. Geen theïsme, God als ‘wezen’ – dat is de God in wie je geloven moet – geen atheïsme, de ontkenning daarvan, maar ana- theïsme, dat wil zeggen: voorbij aan het theïsme.
Het is, meer dan je zou denken, in de lijn van het Oude Testament. De Godnaam ‘elohim’ (meervoud) is daar ook doorgaans een soortnaam, die nog nadere invulling behoeft. Er zijn immers vele ‘elohim’. Naast die algemene aanduiding duikt op een gegeven moment de cryptische eigennaam JHWH op. Het is een onuitsprekelijk, poëtisch en speels koosnaampje voor de ervaring van nabijheid: Ik ben bij je. Die naam klinkt als een fluistering, een zucht.
Deze vreemde kostganger onder de goden wordt gaandeweg de God van Israel, die dan aldus beleden wordt: JHWH, die is God.’ Dus niet: God is JHWH, maar: JHWH is God.
Omdat de Liefde voor mij het absoluut overstijgende en ultieme is ben ik zelf gaandeweg geëvolueerd naar eenzelfde omkering: De Liefde, die is God.
Dorst naar God
Nee, ik geloof niet in God, maar ik ervaar datgene waarnaar het woord ‘God’ verwijst. Als een behelpend woord. Die ervaring, daar kan een mens niet buiten.
Een generatiegenoot vertelde: “Ik heb genoten van de ontmantelende boeken van Kuitert en de atheïstische preken van Klaas Hendrikse – God hebbe hun ziel 😉 – maar niemand kan mij de ervaring van mijn stervende moeder afnemen, de rust, de warmte, het licht dat ze ervoer, dat wil ik nooit kwijt.”
En zijn ogen vulden zich met tranen.
Nee, ik geloof niet in God, maar laatst zag ik een rouwadvertentie van zo’n geseculariseerde gereformeerde, die altijd zei: ‘Ik geloof geen bliksem meer’. Drie keer raden wat erboven stond! De bekende woorden uit Psalm 42: ‘Mijn ziel dorst naar God, naar de levende God…’
En er werd iets heel diep in mij aangesproken. Dat het mij zo raakte staat niet los van het feit dat mijn stoute waarden verontrustend snel stijgen en mijn nabije toekomst steeds onzekerder wordt.
Kom terug!
Ik moet ook denken aan die ontroerende tekst van Nietzsche, de Godontkenner bij uitstek. In Also sprach Zarathoestra ontmoet de hoofdpersoon een oude man die God smeekt om terug te komen:
‘Nee, kom terug!
Met al uw martelingen.
Tot de laatste aller eenzamen.
O, kom terug!
Al mijn tranenbeken nemen
tot u hun loop!
En mijn laatste hartevlam,
zij gloeit voor u!
O, kom terug,
mijn onbekende god! Mijn pijn! Mijn laatst – geluk!’
Nee, velen geloven niet meer in God, maar altijd zullen mensen blijven verlangen naar die ervaring van wat je God kunt noemen, juist ook atheïsten als Nietzsche. De ervaring van geborgenheid, warmte, liefde, Liefde.
Die ervaring is een werkelijkheid, een onverwoestbare werkelijkheid.
Everlasting light
En die ervaring zal zich altijd weer aandienen, zoals in de songs van de Schotse singer/songwriter Mike Scott. In dat basale, mystieke oerbesef, uitgedrukt in klassieke bewoordingen, zoals in het lied Everlasting arms, dat een vriendin mij toestuurde – een fragment daaruit:
Lord bathe me
In your everlasting light.
Lord raise me
In your everlasting light.
Awake my mind
That I may understand.
And come to find
The truth of who I am
Over Wim Jansen
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. Op 13 mei jl. verscheen van hem een nieuwe bundel met de mooiste liefdesgedichten, die hij schreef voor zijn geliefde Eliane: Eliane – liefdeslyriek. Zie voor achtergronden en eerdere publicaties zijn website www.wimjansen.nu.
komt m.i. erg overeen met wat de historische Jezus leerde, en ook wat hij juist niet leerde. Men gelooft zolang men twijfelt, als men kent dan weet men het.
Ik geloof niet in woordspelingen.
Mijn gevoel is waar, altijd geweest.
Als kind voelde ik als mensen maar wat zeiden. Dat is vaak heel anders dan hoe mensen iets beleven.
Ik heb er last van als mensen een eerlijke vraag niet beantwoorden. Dan voel ik me met een kluitje in het riet gestuurd.
Het moge duidelijk zijn dat ik graag wil doorgronden.
Als kind van de 2e en 3e klas voelde ik dat de juffrouw verder keek dan mijn uiterlijk….