Geschreven door 16:36 Verdieping • Een reactie

Het niets dat alles is (13): Doen wat er te doen valt, door niet te doen

Het mooie van inzicht is dat het zich verdiept door kennis, ervaring, ontmoetingen en aandacht. Zo kwam er voor mij op enig moment het inzicht dat het gaat om te doen wat er te doen valt, door niet te doen én kreeg het later zijn diepere betekenis in het licht van het Ene. Zijn is doen.

Door: Eddy Karrenbelt | Foto: Pixabay

Van één van mijn boezemvrienden kreeg ik op de zin ‘doen wat er te doen valt, door niet te doen’, de reactie dat dit een inzicht is, waar veel mensen niet van begrijpen wat er precies mee bedoeld wordt. Dat het ‘niet te doen’ gaat over het niet forceren, niet willen doen.
Hij vroeg of ik daar iets over zou kunnen schrijven.

Verder vroeg hij: ‘Zou je zeggen dat jij je wezenlijke zelf ontdekt of dat jou wezenlijke zelf jou meer en meer, vindt? Gaat het er niet om, je gewaar te worden, dat ‘Dat wat is’ je dan vindt, meer dan, dat je ‘Dat’ ontdekt?
Dat wat wil ontdekken, het gevonden worden vaak in de weg zit?

Ik schreef dat ik het lastig vind om er iets over te schrijven, omdat mijn inzicht mij inmiddels heeft gebracht bij, dat Zijn het enige ware doen is en ik zelf dan geen (echte) rol meer speel. In het ‘Zijn is doen’ valt er niets meer te doen. Het is Eén Zijn. Eén Lieven. Er wordt gedaan.
Ik kan het niet in woorden uitdrukken en het is niet met het verstand te bevatten.

Op zijn vraag antwoordde ik dat ik onlangs de volgende zin had geschreven:
‘Wij Zijn wat binnen in ons Hart leeft, opwelt. ‘Dat wat is’.
Dat wat binnen in ons Hart, vanuit het niets, vanuit de stilte bloeit.
Dat onbeschrijfelijke allesomvattende Ene. Het enige dat echt Leeft.’
Als Wij Zijn is de weg ernaar toe verdwenen.
Om iets te zeggen over mijn eigen weg moet ik vanuit de Stilte terug naar het denken en wat zeg ik dan over het onzegbare?

Desalniettemin, daarnaar teruggaand, is de stap naar ‘het Niets’, je nergens mee te identificeren, geen houvast meer te zoeken, voor mij essentie.
Al het, in de loop der jaren, ontsluieren, de voorbereiding. Verwikkeling ontdoen van z’n wikkels. Afdrukken laten uit resoneren.
Dit maakt ontvankelijk om gevonden te worden. De hand die, wie ik wezenlijk ben, mij reikt. Het herkennen, herinneren, van de woorden van al onze wijzen opent naar het, door wie ik wezenlijk ben, gevonden te kunnen worden. Van binnenuit.

Een en ander nodigt toch wel uit om een poging te doen, om over ‘het doen zonder te doen’ te schrijven. Bij dezen.

Eén van mijn eerste liedjes gaat over een hardloper, die niet ziet wat er te zien valt.
Hij ziet niet de zilveren rand op het water. Niet het licht.
Hij loopt rechtop en verlaten. Heeft geen besef van het wezenlijke.
De tekst gaat als volgt:

De hardloper                                    

wat drijft toch die loper
in het geelgroene land
hij loopt afgemeten
langs een bomenrand
zo verbeten
onder brandende zon
de warmte stijgt op
het zweet op z’n kop
loopt in zijn ogen

maïs op het veld
een zilveren rand
op het water
langs de bermkant
hij ziet niets
de zwoegende held
de warmte stijgt op
hij loopt rechtop
en verlaten

wat drijft toch die loper
in het geelgroene land
hij loopt afgemeten
langs een bomenrand
zo verbeten
onder brandende zon
de warmte stijgt op
het zweet op z’n kop
loopt in zijn ogen

Een eenvoudige opname is te beluisteren op YouTube:

Het liedje illustreert iets van hoe het mij verging bij het doen.
Bij mijn doen speelde in eerste instantie een rol, dat ik in zekere zin mijn identiteit eraan ontleende. Ook ambitie en manifestatie speelden mee én de rechtvaardiging dat wat ik deed goed was.
En, niet in de laatste plaats, mijn wil. Verder had mijn denken de hoofdrol en ik was me nog niet of nauwelijks bewust van mijn innerlijk gewaar zijn.
Het bedekte mijn zicht op wat er om mij heen gebeurde en versluierde wie ik wezenlijk was.

Gaandeweg, door allerlei ervaringen in mijn leven, werd ik mij meer en meer bewust van wat er voor mij toedoet.

Het bracht mij tot het inzicht, dat het in mijn leven gaat om te doen wat er te doen valt, door niet te doen, en te ontdekken wie ik wezenlijk ben, door mezelf te ontdoen van mijn sluiers.

Het mij meer en meer bewust worden, kwam natuurlijk ook door wat wijze mensen er over hebben gezegd en geschreven.

In het Taoïsme speelt bij het doen ‘Leegte’ een essentiële rol.
Kun je doen, vanuit zelf leeg te zijn. Leeg van individuele gehechtheden, van door de wil aangestuurde activiteiten en van persoonlijk gewin. Het gaat in het Taoïsme om ‘niet te doen’, minder te worden als persoon, opdat het tijdloze zich in ons kan manifesteren.
Wu wei; zijn zonder te doen.

Zijn is doen
Dat brengt me bij ‘Zijn is doen’. Hierover wordt binnen het Taoïsme geschreven dat het hoogtepunt van de deugd, de eenwording met het begin is. ’Het goed willen doen brengt de ‘lage’ deugd voort. Als jij je openstelt voor Tao is alles vanzelf deugdzaam. Dit is ‘hoge’ deugd.’ ‘Mijn daden hebben de Tao als meester’.
Zhuangzi: ‘Hemel en aarde betrachten het niet-doen en niets blijft ongedaan.
Wie van de mensen is in staat het niet-doen te bereiken?’.

Een leerling vroeg aan een taoïstische meester:
‘Meester, wat moet ik doen om in eenheid met Tao te leven?’
De meester zei: ‘Hoe meer je je best doet, hoe verder je van Tao afraakt’.
Verbaasd vroeg de leerling wat hij dan aan die afstand kon doen.
De meester zei: ‘Leren inzien dat die afstand er niet is’.
‘Betekent dit dan dat Tao en ik één zijn?’ vroeg de leerling verbaasd.
‘Ja en nee’ antwoordde de meester.
‘Nu weet ik nog niets’, zei de leerling teleurgesteld.
De meester zei: ‘Zoals de zon en haar straling niet één zijn, maar ook niet twee’.

Lao Zi:
Zonder mijn deur uit te gaan ken ik de wereld,
zonder uit mijn venster te kijken, zie ik de Weg des hemels.
Hoe verder gij uitgaat, hoe minder gij zult weten.
Daarom de wijze komt er zonder te lopen,
noemt de dingen zonder ze te zien,
en volmaakt zich zonder actie.

Nisargadatta:
Je kunt niets doen om het te laten gebeuren, maar je kunt zorgen dat je geen obstakels bouwt. Ontdek jezelf als waarnemer. Als je bewegingsloos blijft, enkel waarnemend, ontdek je dat jezelf het Licht bent achter de waarnemer. Alleen die bron is. Keer naar die bron terug en blijf er. Ik ben niets. Ik heb niets en kan niets doen. En toch komt alles tevoorschijn uit mij. Ik ben de bron, de wortel, de oorsprong ben ik.

Eckhart:
De rechtvaardige beoogt met zijn daden niets voor zichzelf; want wie in hun daden zoiets beogen, of handelen om een of ander waarom, zijn knechten en huurlingen. Wil je daarom in de gerechtigheid worden in- en overgevormd, beoog dan in je daden niets en vorm geen waarom in jezelf, noch voor het tijdelijke, noch voor de eeuwigheid, noch beloning, noch zaligheid, noch dit, noch dat; want zulke daden zijn waarlijk allemaal dood.
Wil je leven en wil je dat je werken leven, dan moet je ten aanzien van alle dingen afgestorven en tot niets geworden zijn. Willen jouw werken leven, dan moet God je inwendig daartoe aanzetten in het innerlijkste van de ziel, willen ze leven; want daar is jouw leven, en daar alleen leef je.

Ik sluit af met een gedichtje:

alles heeft z’n plaats
iedereen z’n plek
als jij een beetje duwt
ik een beetje trek
niets hoeft er af
niets hoeft erbij
de dingen gaan
zoals bedoeld
zowel voor jou
als voor mij

Ma Anandamoy: ‘Door zich te laten meedrijven door de stroom bereik je de oceaan.’

Over de auteur
Eddy Karrenbelt heeft reeds geruime tijd een coach praktijk. Daarnaast schrijft hij liedjes en gedichten en treedt hiermee op. Hij heeft daarnaast ruime ervaring in leidinggeven. Dit vanuit een brede achtergrond: van binnenstedelijke projectontwikkeling en beheer openbare ruimte tot werk en inkomen en het brede sociale domein. Zijn inspiratie vindt hij in de mystiek. De tekst van het gedichtje staat in de bundel ‘Dat wat is’. Voor meer info: www.praktijkvoorbewustwording.com.

(Visited 279 times, 1 visits today)
Sluiten