Komende maand verschijnt Brandend verlangen – om op te gaan in God/Liefde van Wim Jansen. In deze voorpublicatie, geschreven in 2019, stelt hij het vreemde/de vreemdeling en het self/no-self aan de orde. Hij komt tot de conclusie dat het centrum van ons leven buiten onszelf ligt. Dat centrum vinden we niet via de weg van het denken maar via intuïtie en meditatie.
Door: Wim Jansen
Zomer 2019
We leven in een tijd van ‘eigen land eerst’. Als het in dit boek over dagdagelijksheid gaat, welnu, elke dag de laatste tijd worden we geconfronteerd met dat nationalisme, regionalisme en populisme. Eergisteren onze blonde kuif Boris Johnson, een tweelingbroer van Trump, tot premier gekozen. De vleesgeworden Brexit en verheerlijking van good old England. En wat Trump betreft, de gevolgen van zijn ‘America first’-beleid zien we dagelijks in de afschuwelijke beelden van vluchtende Midden-Amerikanen, met op ieders netvlies nog de aangespoelde jonge vader met kind, omgekomen bij zijn wanhopige oversteek van de Rio Grande.
En dan te bedenken hoe mensen kunnen groeien aan elkaar, juist aan het vreemde van de ander. En aan het vreemde van God. Ik spreek uit ervaring. Ga maar na.
Zeeuws-Vlaamse platteland
Ik ben geboren en getogen op het Zeeuws-Vlaamse platteland. Daar ben ik heel dankbaar voor, want de verbondenheid met de natuur is een bron van vreugde en inspiratie. Het heeft mij ook letterlijk in de ruimte gezet. De enorme luchten boven het lage land, de weidsheid van de polders, de vrijheid van het buiten wonen. Die fysieke ruimte resoneert innerlijk, zo is mijn ervaring.
Tegelijk is hij in tegenspraak met het soms beklemmende sociale leven daar en toen. Ontegenzeglijk heb ik de sfeer van mijn jeugd ervaren als bekrompen, niet in ons gezin – mijn ouders waren voor die tijd open en ruimdenkend – maar vooral daarbuiten, in de familie, het dorp en de regionale verbanden, die tezamen mijn biotoop vormden. Het was een in zichzelf besloten, calvinistische zuil in een boerencultuur, compleet met eigen moraal en rituelen. Daarbij kwam dat de mensen elkaar te goed kenden, roddelden dat het een aard had en andermans leven bepaalden. Ik heb mij als adolescent echt moeten ontworstelen aan dat wereldje en ook vele jaren later betrapte ik mij erop dat het nog diep in mijn systeem zat.
Ik vrees dat die houding, de neiging om jezelf op te sluiten in je veilige omgeving, het gros van de mensen kenmerkt. Alles wat anders is blijft angst inboezemen. Terwijl onze wereld het juist nu nodig heeft om geconfronteerd te worden met het vreemde en de vreemdeling. Die confrontatie zet een mens pas echt in de ruimte.
Een mens wordt een completer mens als hij uit zichzelf vandaan geroepen wordt.
Weggeroepen worden
Gedurende heel mijn leven heb ik de waarheid hiervan ondervonden en nodig gehad. Het was een pijnlijke, maar heilzaam openbrekende ervaring toen ik vanuit mijn boerencultuur werd binnengetrokken in de totaal andere wereld van het moderne stadsleven. Voorts de kennismaking met de Molukkers op de kweekschool, de bizarre geschiedenis van mijn Hongaarse schoonmoeder, de Vietnamese bootvluchtelingen in de jaren 80, mijn soms ontregelende theologiestudie, de popcultuur en de leefwereld van onze kinderen, het wonen en werken in veel verschillende plaatsen, mijn reizen naar India, Gambia en Chili en ga zo maar door… Een telkens weggeroepen worden uit de eigen opgebouwde veiligheid naar het volstrekt andere – het is een virus geworden dat ook onze kinderen goddelijk heeft besmet in hun keuzes van vriendschappen. En zelfs de liefde: wij verheugen ons in onze Chileens/indiaanse schoondochter en onze Nederlands/Hongaars/Chileens/indiaanse kleindochter en kleinzoon.
Deze ervaring van het weggeroepen worden heb ik herkend in het grondpatroon van het joodse geloof, en daarmee van het christelijke, in het verhaal van Abram, die uit zijn land geroepen wordt: ga uit je land, naar het land dat ik je wijzen zal…
Het is dus mogelijk er een religieuze dimensie aan te verbinden, maar zowel gelovigen als niet-gelovigen herkennen het als een voor de menselijke ontwikkeling fundamenteel leermoment. De werkelijkheid is groter dan je dacht. Er is onbekend leven buiten de kamer. Je wordt naar buiten geroepen door een vreemdeling.
De mysterieuze ander
Een diepzinnige mailvriend vroeg mij onlangs hoe ik dacht over ‘het zelf’ en ‘zelfverlies’, anders gezegd ‘self en no-self’, een bekend thema uit de mystiek en onder meer ook de filosofie van Levinas: het zich verliezen in de ander/Ander. Wat en wie is eigenlijk het ‘self’? Waar houdt het op en word je aangestuurd door krachten van buiten?
Ik stuurde hem het volgende filosofische uitstapje – over de mysterieuze ander:
Twee vogels hebben een schuilplaats gevonden in dezelfde vijgenboom. De een eet onafgebroken van de vijgen, de ander eet niet en kijkt alleen maar toe.
Deze metafoor uit de Rig Veda staat voor de twee ‘ikken’ in de menselijke geest. Je zou kunnen zeggen: er huist in ons allen een doener en een denker, een die leeft (overleeft) en een die beschouwt. Ieder mens is in staat afstand van zichzelf te nemen en zichzelf te bezien.
In dit verband denk ik ook aan René Descartes, die dit fenomeen op het oog moet hebben gehad bij zijn uitspraak: ik denk dus ik ben. De beschouwende vogel is zijn enige zekerheid. Een mens kan alles betwijfelen, maar dit, dat hij betwijfelt, staat in ieder geval vast.
Derde en vierde vogel
Toch zag Descartes iets over het hoofd, namelijk het bestaan van minstens nog een vogel. Jean-Paul Sartre heeft daar op gewezen: ‘Het bewustzijn dat zegt ‘Ik ben’ is niet het bewustzijn dat denkt.’ Het ik dat een denkend bewustzijn signaleert kan daar nooit mee samenvallen. De geest heeft zich opnieuw teruggetrokken en afstand genomen in nog weer een ander ik. Er is dus sprake van een derde vogel die op zijn beurt de tweede vogel beschouwt en in diens verlengde de eerste. Er is een ik dat zichzelf waarneemt in zijn denken en doen.
Uit dit alles blijkt dat het vaststellen van het menselijke ik een uiterst gecompliceerde zaak is. Wie of wat is mijn werkelijke ik?
Ik maak het nog ingewikkelder. Er moet wel sprake zijn van nog een ik, maar dat is er een van andere orde. Dat ik manifesteert zich niet in het domein van het bewustzijn, maar in het onderbewuste, als een onderstroom. Het is opmerkelijk dat, zodra ik alle bewustzijn loslaat – m.a.w. zodra ik de positie van alle drie de vogels, de doener, de denker en de waarnemer, verlaat – er iets in mij is dat onmiskenbaar het ‘werk’ overneemt.
Sterker nog, ik ben ervan overtuigd dat in dat verborgen domein de werkelijke beslissingen plaatsvinden, voorafgaand aan mijn denken en doen. Zo gezien is denken niet veel meer dan narekenen, construeren achteraf, misschien zelfs legitimeren. Hannah Arendt: Elk denken is na-denken.
Self en no-self
De mens treft, zogezegd, een mysterieuze ander aan in zijn onderbewuste. Een ander die wel een verlengstuk is van het ik maar er tegelijk niet mee samenvalt. Je zou kunnen zeggen: het ‘no-self’ dat in het ‘self’ woont. De diepere laag met de bronnen van waaruit mensen zich laten inspireren.
Harry Mulisch heeft daar interessante dingen over geschreven. Hij heeft het in dat verband over ‘het onuitgesproken besef van een aanwezigheid’, waarin ‘alles wat hij ooit zou schrijven al op een of andere irrationele manier aanwezig was.’
Als de agnost Mulisch dit zo formuleert is het duidelijk dat deze bevinding van zo’n ‘innerlijke gesprekspartner’ niet afhankelijk is van geloof of ongeloof, maar universeel menselijk.
Toch geef ik daarin zelf wel een rol aan God. Welke?
Om te beginnen voert God mij uit het primaire zelf, de eerste vogel, die zich het centrum van de wereld waant. Maar ook de tweede vogel, de beschouwende – in Descartes’ woorden degene die zegt: ik denk – is niet de laatste werkelijkheid. God voert mij ook uit het zelf van de denker die ik ben, namelijk naar een waarnemer achter de denker.
Zo wordt telkens een diepere laag in ons bewustzijn aangeboord. Ook het zelf van deze derde vogel, de waarnemer, trekt zich terug, in steeds diffuser, ongrijpbaarder bewustzijn tot het verdwijnt in wat wij aanduiden als onderbewuste, waar, zo blijkt, de werkelijke beslissingen plaatsvinden. De verborgen bron van waaruit wij worden geïnspireerd. Hier is niet meer duidelijk wat nog van mijzelf is. Het onderscheid tussen self en no-self is niet te achterhalen.
Ik word uit mijzelf gevoerd. De ruimte in. Waar ik alleen nog kan vertrouwen op mijn diepste intuïtie. De intuïtie van wat ik God noem. Niet het denken maar het mediteren is daartoe de geëigende weg.
Boekgegevens:
Auteur: Wim Jansen | Titel: Brandend verlangen – om op te gaan in God/Liefde | Uitgeverij: Van Warven | Aantal pagina’s: 364 | ISBN: 978-94-93175-65-5 | Klik hier om het boek te bestellen.
Over Wim Jansen
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. Voor meer info: www.wimjansen.nu.
Behalve dat God Liefde is, is God is voor mij ook ruimte, heel veel ruimte, verder dan ik beseffen kan.
Heel interssante benadering. Mooi toepasbaar binnen de christelijke traditie.
Ik denk dat mijn Boeddhistische leraar zou zeggen: dat is nog niet de Leegte van inherent bestaan.
Maar dat is ook niet van toepassing in deze filosofische context
Dank je Wim voor deze uitleg
Beste Joke, beste Elly,
dank voor jullie reacties!