Onlangs mocht ik weer eens voorgaan in twee uitvaartdiensten. Dat beschouw ik als een feest om te doen. Een feest, ja. Het is een voorrecht om het leven en de persoon van de gestorven geliefde in een hoger verband te tillen. Te verheffen in het licht van de eeuwigheid. Wat mij opviel was dat ik er nu – nog meer dan vroeger – naar kijk vanuit mijn eigen situatie. Hoe zou ik het voor mezelf willen? En vooral: niet willen? Een verlanglijstje…
Door: Wim Jansen | Foto: Pixabay
Geen zwaarte
Kom, laat ik hier eens een vrolijk boekje open doen over het feest dat mijn uitvaart mag zijn. Heel lang zal het niet meer duren en alle tijd die ik nog krijg is sowieso een feest, dat ik ook uitbundig en intens geniet. Met andere woorden: deze laatste levensfase ervaar ik bepaald niet als zwaar. Zo geheel anders dan, blijkbaar, de meeste mensen.
Tijdens de nazit van de meest recente uitvaart sprak iemand mij belangstellend aan op mijn ziekte en zei zorgelijk: ‘U maakt zeker een zware tijd door…’ Hoe goed bedoeld is dit alles! Daar ben ik mij van bewust. Maar tegelijk, hoe invullend en clichématig is zo’n opmerking. Laat iemand die een ongeneeslijke ziekte doormaakt zelf bepalen hoe hij of zij dat beleeft.
Ik gaf dan ook meteen lik op stuk: ‘Nee, in het geheel niet! Ik ervaar deze periode juist als een van de meeste intense en inspirerende van mijn leven.’
Ik kan dat zo ervaren omdat ik de dood beschouw, niet alleen als bij het leven horend maar juist als bekroning van het leven. De opmaat tot de volkomen liefde die je God zou kunnen noemen. Hoe dat eruit zal zien weet niemand. Ik weet alleen – of liever: voel met al mijn vezels vanuit mijn intuïtie – dat ik terugkeer in het licht dat mij baarde.
Het is hereniging, een samensmelten in de ultieme liefde.
Daarom zie ik een uitvaart als een soort bruiloft.
Een feest dus.
Geen rouwauto noch kist
Wat me – ook meer dan vroeger – opviel was die grote, lelijke rouwauto. Kan daar eens niet iets aan gedaan worden? Je komt bij kerk of zaaltje en het eerste wat je ziet is dat monsterlijke, meestal zwarte of grijze ding. Het bepaalt meteen de sfeer. Dat ie groot en duur en glimmend is verhult niet de grimmigheid van wat hier te gebeuren staat. Denk erom, mensen, er vindt hier een loodzware plechtigheid plaats waar alleen strakke gezichten bij passen.
Een rouwauto heb je alleen nodig om het ‘stoffelijk overschot’ – wat een humoristisch woord eigenlijk: een restje – naar het mortuarium te vervoeren, niet om nog een prominente rol te spelen tijdens het ritueel.
Ik wil dat apparaat dan ook niet meer zien op mijn bruiloftsfeest.
Zelfs niet als ie wit is.
Hoe wil ik het dan?
Mijn lichaam, dat ik niet meer ben, rust dan allang in de aarde. Ergens in de Zeeuwse klei. Zonder kist. Dus voorafgaande aan het feest is mijn omhulsel al begraven. Het dient nergens meer toe in de viering. Ik ben dat niet meer. Helemaal niet meer.
En ik wil dat mijn kinderen en kleinkinderen dat heel goed beseffen. Daarom mogen zij zien wat ermee gebeurt. Ik wil dat ze erbij zijn als het in de aarde wordt gelegd. Dat ze leren dat het niet erg is, juist omdat ik het niet meer ben.
Daar zou ik zelf voor kiezen. Voor de aarde. Als je voor het vuur kiest – valt ook veel voor te zeggen – komt het op hetzelfde neer. Het lege omhulsel dat nu verbrandt, dat ben ik niet meer.
Waar ben ik dan?
Overal.
Het meest in jullie.
Als brandende liefde.
In de viering ben ik zichtbaar aanwezig als brandende kaars.
Heb je ook geen rouwauto meer nodig die daar buiten de sfeer staat te verpesten.
Geen zwart
Wat ik, naast de rouwauto, ook zou willen verbieden is: donkere pakken met stropdas! Die heb ik de laatste uitvaarten net weer iets te veel waargenomen. Je kunt niemand dwingen en ik mag niet over mijn graf heen regeren, maar ik doe het toch. Als ik mensen aantref in een donker pak met stropdas of in een al te nette, donkere blouse of jurk kom ik spoken in de feestzaal.
Ik zou daarentegen iedereen willen uitnodigen om te verschijnen in het liefst witte, maar op z’n minst lichte, vrolijke kleding. Als echte bruiloftgasten. Voor deze ene keer neem ik dan ook eens een Bijbeltekst letterlijk, namelijk die uit Prediker 9: Laat uw kleding te allen tijde wit zijn.’
Denk erom, ik kom erop toezien.
Ik wil dat onze kleinkinderen van mijn uitvaart de herinnering meenemen van veel wit en licht. Dat buitenstaanders, als ze de stoet waarnemen, denken dat het een stoet feestgangers is. Wat ook zo is.
Laat het geluk zichtbaar zijn – het geluk in de laatste zin van het uitvaartgedicht Eind goed al goed van Gerard Reve:
‘… en daalt iets neer dat veel lijkt op geluk.’
Geen anekdotes
Wat ik ook wil verbieden is: anekdotes die mijn leven en persoon zouden typeren. Alsook toespraken, inclusief elke vorm van lofprijzing. Mensen weten wel hoe ongelooflijk leuk en grappig ik geweest ben en wat voor een olijke snaak ik was. Dat is niet waarop je zit te wachten als je een geliefde aan de dood toevertrouwt.
Laat het niet over mij gaan, maar over wat mij inspireerde.
Niet over mijn persoonlijke geschiedenis maar over het grote perspectief waarvan ik deel uitmaakte. Niet over mijn eigenaardigheden maar over de essentie die mij juist weg riep uit mijn eigenaardigheden.
Niet over mijn karaktertrekken maar over de LIEFDE die deze juist overwon en in zich opnam.
Laat het gaan over het VUUR waarin mijn vonkje wordt teruggelegd, zoals in het gedicht Afscheidsfeest dat ik schreef voor mijn geliefde:
Geen zwaarte, liefste,
nee, geen zwart en geen
geweeklaag rond een kist
waarin ik niet meer ben.
Ja, vier veeleer
de vonken van ons vuur
dat branden blijft
voorbij dit eind.
Over Wim Jansen
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. Op zaterdag 30 maart werd zijn nieuwe boek Telkens een lichtkring dieper gepresenteerd in Vlissingen. Zie voor achtergronden en eerdere publicaties zijn website www.wimjansen.nu.
Dank Wim , dit gaat ook weer in mijn boekje waarin ik teksten, muziek ( ook Cohen ) enz bewaar voor mijn uitvaart.
Het helpt mij om er nog duidelijker over na te denken wat ik wel en niet wil. En ik ben het erg met je eens.
Vier het leven.
Hartelijke groet,
Paula
Beste Wim Jansen,
Allereerst wil ik erkennen dat ieder mens recht heeft op zijn eigen beleving en interpretatie van zowel het leven als de dood. Zoals u zelf schrijft: “Laat iemand die een ongeneeslijke ziekte doormaakt zelf bepalen hoe hij of zij dat beleeft.” Dat is een waardevolle en belangrijke boodschap.
Toch kan ik niet anders dan zeggen dat ik met enige irritatie uw beschrijving van een uitvaart als een “feest” heb gelezen. Begrijp me niet verkeerd, ik respecteer uw wens om uw afscheid op uw eigen manier te organiseren en om een persoonlijke invulling te geven aan uw uitvaart. Wat mij echter nogal stoort, is de manier waarop u impliciet lijkt te suggereren dat er iets mis is met een meer traditionele benadering van rouw en afscheid nemen.
Voor veel mensen, ik denk zelfs het overgrote deel, is een begrafenis geen feest, maar een moment van (diep) verdriet en respect.
Geen feest, geen bekroning van het leven, maar een pijnlijk moment van afscheid nemen van iets dat was, en nooit meer terugkomt.
Bovendien, de rouwauto, die u als ‘lelijk’ en ‘grimmig’ beschrijft, is voor anderen juist een symbool van waardigheid en eerbied. Het is een manier om op een respectvolle manier afscheid te nemen van een geliefde, en het heeft een diepere betekenis.
Wat betreft de kledingvoorschriften tijdens een uitvaart: u mag natuurlijk uw eigen voorkeuren hebben, maar het voelt vreemd dat u andermans keuzes hierin afwijst.
Laat, zoals u zelf zo mooi zei over de ziekte, ook mensen zélf bepalen hoe ze zich willen kleden op een uitvaart. Voor sommige mensen is het dragen van donkere kleding, met een stropdas, een uiting van respect en rouw, en niet zomaar een gebruik of voorschrift.
Ik begrijp dat u een ander perspectief heeft en dat respecteer ik. Maar ik wil graag dat u begrijpt dat anderen op een heel andere manier kunnen voelen en ervaren, en dat dit ook volledig valide is.
Het gaat erom dat iedereen op zijn of haar eigen manier afscheid kan nemen, zonder daarbij door een ander veroordeeld te worden.
Met vriendelijke groet,
Annet
Beste Annet,
de kant die u benoemt is genoegzaam bekend en ‘bon ton’. De vanzelfsprekendheid daarvan wil ik juist doorbreken.
De feestkant geldt uitsluitend voor mezelf, met mijn bereikte leeftijd. Ik snap natuurlijk ook wel dat het een ander verhaal is bij jonge mensen.
Als ervaren uitvaarder, die zich altijd respectvol heeft aangepast aan de wensen van de nabestaanden, en als – vermoedelijk binnen niet al te lange tijd – ervaringsdeskundige, heb ik er nu recht op om mijn eigen beleving over het voetlicht te brengen.
Jaren geleden werd een dierbare vriend begraven.
Zijn vrouw vertelde dat het een grote wens was van Jan dat het afscheid feestelijk zou zijn!
Ik kon me er toen niets bij voorstellen.
Maar het was oprecht feestelijk !! Alle kinderen hadden een ballon gekregen en liepen rond zijn kist te spelen en zo brachten we hem weg naar de begraafplaats !
En het mooie was, dankbaarheid en vreugde over wie hij was gingen
heel goed samen met tranen van gemis.
En Wim je mag regelmatig komen spoken hoor !
Schud ons maar op zijn tijd wakker.
Lijkt me gezellig!
Dank voor je verhaal, Paula!
Great!!!
O ja, jullie zijn nog niet van me af…
op een rustige nazomerse zondag is het goed deze discussie/ ideeën te lezen, en een ieder zijn eigen idee en wens te laten en op papier te kunnen nalezen. Geen mens is gelijk, laat staan zijn gedachten en de vrije geesten.
Mooi dit zo te lezen, en wie gelijk heeft is totaal niet aan de orde, we mogen immers over veel onderwerpen ruimdenkend zijn. Na veel excessen in de afscheidsceremonie/en beleefd te hebben, gaan mijn gedachten ook net zo ruimdenkend mee.