Geschreven door 09:58 Verdieping • 2 Reacties

Een nieuw christendom?

Journalist en religiewetenschapper Pauline Weseman interviewt in de Trouw van 1 augustus jl. theoloog en antropoloog Johan Roeland over haar Volzin– en Trouw-serie ‘Nieuw christendom’ over geloven buiten de gebaande paden. Ze is hierin op zoek gegaan naar christenen die zelf vormgeven aan het christendom. Deels grijpen die christenen terug op oude bronnen en ze vinden ook inspiratie bij oude en nieuwe mystici en denkers als Dag Hammerskjöld, Tomàs Halik en anderen. Denkers die ‘die aandacht hebben voor het onuitsprekelijke, onvatbare, mysterieuze en paradoxale van het godsbeeld’. Al deze nieuwe christenen neigen naar de mystiek, zegt Johan Roeland in dit interview.

Door: Wim Davidse | Foto: Pixabay

Als het nieuwe christendom deze kant op gaat, staat me dat erg aan. Maar wat ik mis in dit gesprek in Trouw is een inspiratie door Christus. Dat zou je toch wel verwachten als de serie ‘Nieuw christendom’ heet. De naam Christus komt geen enkele keer voor in het Trouw-artikel, als ik het goed heb gelezen.

Inspiratie door Christus?
Hoe kun je opnieuw door Christus worden geïnspireerd? Ik ben zelf opgegroeid met het beeld van ‘Christus als onze Verlosser en Zaligmaker’. Dat heeft me nooit aangesproken, maar ik werd wel geraakt door zijn prediking van de liefde. Dat komt bijvoorbeeld tot uiting in zijn gelijkenissen over de Barmhartige Samaritaan, de genezing van een vrouw op de sabbat, over de splinter die je ziet in het oog van een ander, terwijl je de balk in je eigen oog niet ziet, enzovoort.

Ik heb, net als veel andere nieuwe christenen, een zoektocht doorgemaakt, inclusief een ‘donkere nacht’. Ik ben toch echter niet zo duidelijk uitgekomen bij het christendom. Ik werd allereerst geïnspireerd door het (zen)boeddhisme en later door spirituele leraren als Krishnamurti en Shri Nisargadatta. De christelijke mystici Jan van Ruusbroec en Meister Eckhart voorkwamen dat ik helemaal van het christelijke pad af raakte.

Mijn zenleraar vertelde eens dat een dominee bij hem kwam voor zenonderricht. Die vrouw vroeg wel eerst: “Blijf ik dan wel geloven in Christus?”. Leraar Kees zei daarop: “Dat kan ik u niet garanderen”. En zo is het, bij zo’n zoektocht weet je niet waar je uitkomt. Ik voel me nu noch christen, noch boeddhist. Als ik onder christenen ben, voel ik me een boeddhistische christen en als ik bij boeddhisten ben voel ik me een christelijke boeddhist. Ik weet niet wie ik ben, zeg ik met de dichter J.C. van Schagen. Een etiket is me te beperkt.

Jezelf liefhebben
Toch word ik nu wel degelijk door Christus geïnspireerd. En wel door zijn ‘Grote Gebod’. Dan begin ik achteraan: ‘God liefhebben boven alles en je naaste liefhebben zoals je jezelf liefhebt’. Jezelf liefhebben, dat was vroeger zo’n beetje als vloeken in de kerk. Je mocht jezelf niet voorop stellen. Dat bedoel ik natuurlijk niet narcistisch, maar in de zin van: jezelf accepteren zoals je bent. Vooral de kanten aan jezelf waar je moeite mee hebt, waar je vanaf zou willen. Die ook onvoorwaardelijk aanvaarden, lees ik in dat liefdegebod. Erken ze, ze mogen zijn als ze zijn. Je kunt er ‘heel’ van worden.
En met dat onvoorwaardelijk aanvaarden komt God/Christus om de hoek kijken. De kern van Christus’ prediking is toch dat je mag zijn zoals je bent, je wordt onvoorwaardelijk aanvaard. Hij liet dat bijvoorbeeld zien in zijn ontmoetingen met Zacheus de tollenaar en met de Samaritaanse vrouw bij de waterput. Als Hij je aanvaardt dan moet je toch ook jezelf aanvaarden?

Jezelf liefhebben doet me denken aan de instructie die je in een vliegtuig krijgt: ‘Als je een kind bij je hebt zet dan in geval van nood eerst je eigen zuurstofmasker op en help daarna je kind’. Zorg dat je de zuurstof van de liefde eerst zelf krijgt, dan kun je die beter aan anderen doorgeven.

Je naaste liefhebben
Jezelf liefhebben, het is makkelijker gezegd dan gedaan. Bij een praxis van reflectie en/of meditatie kun je dingen tegenkomen die je nooit wenste te zien. Zaken die je steeds weggeduwd hebt. Kijk die dan maar eens recht in de ogen, dat vergt een hele omslag in de omgang met jezelf. Het kan zoiets zijn als je vijand liefhebben. Het wordt vaak een langdurig proces van zelfkennis. Daarbij moet ik nogal eens denken aan een uitspraak uit de gnostiek: ‘Als je God wilt kennen dan moet je eerst jezelf kennen’.

Die zelfkennis helpt weer in de omgang met anderen. Je gaat hen minder snel veroordelen en probeert eerder de ander te begrijpen. Want hij of zij heeft ook wel het een en ander in zich waardoor zijn/haar gedrag niet zo aangenaam is. Dat schept verbinding en dan zie je ook beter wat de ander nodig heeft. Zo kom je haast vanzelf tot het middelste deel van het Grote Gebod: ‘Je naaste liefhebben zoals je jezelf liefhebt’.

In de artikelen van Pauline Weseman komt goed naar voren dat velen van die nieuwe christenen een proces van zelfkennis hebben doorgemaakt. Misschien hebben ze daarmee, zonder het te beseffen, gehoor gegeven aan het laatste deel van dat Grote Gebod. Als dat Gebod van Christus inspirerend is, misschien het uitgangspunt wordt, mag het van mij best ‘Nieuw christendom’ heten.

Klik hier voor de serie ‘Nieuw christendom’ op de website van Volzin.

Over de auteur
Wim Davidse was werkzaam als projectleider/onderzoeker bij een economisch instituut en is auteur van het boek Er is meer in ons – leren van de mystici.

(Visited 312 times, 1 visits today)
Sluiten