Wat mij in deze levensfase steeds duidelijker wordt, juist door het lezen van Hawking, is de werkelijkheid van God. Ik kan het niet helpen. Dat ik in alles God zie, bedoel ik. Dat ik zo alert ben en dat al mijn antennes trillend gericht staan op God. Alles in mij lonkt naar God. En soms laat zij zich verleiden. Zoals in de weldaad van een zeer vroege morgen in tijden van hittegolf.
Door: Wim Jansen | Foto: Wim Jansen
Ontmoeting
Water spiegelt morgenlicht.
Wind houdt zijn adem in.
Het gras is nevelnat
en zacht.
In de roerloze tuin
verschijn je mij
en kijkt me even aan
voorgoed
zoals de ree die ik vanmorgen zag
opduiken uit een bomenrand.
Over Wim Jansen
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. In maart 2020 verscheen zijn boek O vader wij zijn samen geweest. Voor meer info: www.wimjansen.nu.
Prachtige ontwakende foto bij het geboren gedicht.
De ontwakende Liefde
Op jouw gericht.
Dank Corrie, voor dit gedichtje in reactie op een gedichtje…)
Altijd bedacht op God.
Als ik dat lees dan denk ik onwillekeurig dat Hij misschien wel om de hoek staat.
Misschien staat Hij daar wel op mij te wachten.
Maar ik ben niet alleen, denk ik dan.
Dan heeft Hij het er maar druk mee. Moeten we misschien wel nummertjes trekken.
Dan lees ik liever jouw gedicht. over het ontwakende morgenlicht.
Het licht dat er zich niet van bewust is dat het ons wakker kust.
Zo’n God, daar ben ik wel op bedacht.
Hallo Leendert,
dank weer!
Als jij dat erin leest zit die ‘Hij” blijkbaar nog hardnekkig in jouw systeem 😉
Ik heb het er deze keer niet bij gezet – wat ik meestal wel doe maar nou eens niet – dat ik met het woord ‘God’ precies bedoel wat jij in het tweede deel van je reactie aangeeft. In die zin is er geen verschil tussen mijn inleidende tekst waarin ik het woord ‘God’ gebruik en het gedichtje waarin ik ‘jij’ gebruik. In ieder geval beschouw ik God zeker niet als een ‘Hij’. Maar ook als ik ‘zij’ zeg is dat bij wijze van spreken, zoals je een natuurverschijnsel soms verpersoonlijkt. Tegelijk kan ik er niet omheen dat God/het eeuwige/ de Liefde wel een persoonlijke dimensie moet hebben. In een boekje (Voorbij de leegte) heb ik dat ooit zo geformuleerd: God is geen persoon, maar ook niet onpersoonlijk, laten we zeggen: bovenpersoonlijk.
Het is behelpen, onze taal, als het over God gaat. Alles wat ik erover schrijf is nooit feitelijk, maar ‘poëtisch tasten’.
Dag Wim, Corrie, Leendert,
Dag Wim, dank voor de foto en gedicht, ontroert..
En dank Corrie en Leendert,
voor jullie toepasselijke woorden bij het gedicht en de foto van Wim.
Jaloers is een te groot woord, maar iets van dit alles zou me zeer welkom zijn….
Gonnie.
Weer dank en groet aan jou, Gonnie!