Written by 05:41 slider • 4 Comments

Gebed van een 70-jarige

Yes! De zeventig gehaald. Dit is geen sollicitatie naar een stortvloed aan gelukwensen maar een gebed voor mijn kleinkinderen. Want ik heb het mogen halen en de aarde bestaat nog, maar hoe zal het hun vergaan? Ik leg hun leven en hun liefde in jouw hand, mijn God.

Door: Wim Jansen

Ik richt me wel tot jou, mijn God, maar ik geloof niet in een God die mijn gebed nodig zou hebben om ergens op geattendeerd te worden. Ik geloof überhaupt niet. Ik ervaar. Ik ervaar een alomvattend universum waaraan ik toebehoor en waar ik nooit uit kan vallen. Ik ervaar daarin een pure schoonheid, een zuiver licht, een peilloze liefde, een innige vrede en ook iets als een persoonlijke nabijheid.
Iets dat ik geen naam kan geven en dat ik daarom maar God noem.
Jij dus.   

En alles stroomt uit jou en in jou. Jij, mijn bron en bestemming. Jij, mijn oceaan. Alles komt ooit weer thuis in jou. Ook mijn vragen en verdriet en zorgen. Zorgen om mijn kleinkinderen. Want yes, opa heeft de zeventig gehaald. Vraag me niet hoe. Gebutst en gebeukt en talloze malen de dans ontsprongen.
Toen ik recent voor de zoveelste keer een operatie moest ondergaan opende de verpleegkundige van dienst mijn dossier onder het slaken van een kreet: ‘Meneer! Wat een dossier!’
Maar we leven nog en intenser dan ooit, lijkt het wel.

Ook nu een uitgezaaide en ongeneeslijke kanker mij opnieuw dood heeft verklaard barst ik van de energie en de levenslust. Tegelijk, en misschien wel daardoor, onderga ik een intens verlangen naar jou, mijn God. Hoe dat te rijmen valt? Deze levenslust en dit verlangen?
Dat vragen velen, zeer velen. Maar vraag me niet hoe, het zijn twee werkelijkheden naast elkaar. Intens genieten van mijn geliefden en tegelijk intens genieten van jou. Nog bij mijn dierbaren willen blijven en tegelijk verlangen om te verdampen in jou. 

Een nòg oudere vriendin schreef: De dood schrikt mij niet af maar ik ben ook nog graag in dit leven. Dat is precies het wonderlijke geheim. Maar ik zou het nog sterker willen zeggen: Niet alleen schrikt de dood mij niet af, ik kan er soms zelfs naar verlangen, want lees: dan ga ik op in het wonderschone licht waar ik zeventig jaar naar heb verlangd. Verlangd om op te gaan in jou.  
Tegelijk gun ik mijn geliefden en mijzelf nog zeventig jaar samenzijn. Wat er niet in zit… Dat besef ik heus wel.  

Maar nu leef ik dubbel.    
Ik ben zeventig en ik leef dubbel.
En ik heb dubbel lief – wat zeg ik? – zevendubbel.
Daarvoor dank, mijn God.

Jij hebt iets met die zeven, schijnt het. Het is een van jouw lievelingsgetallen. De zeven verwijst naar de veelheid en de volheid, de verzadiging, de voltooidheid, de volkomenheid. Ook wat betreft het leven zegt Psalm 90:

De dagen van onze jaren, daarin zijn zeventig jaren.      
En de dichter voegt eraan toe: tachtig als wij sterk zijn.

Maar jij hebt mij geloof ik niet zo heel sterk gemaakt, mijn God…
Mijn ziekte heeft mij onomwonden te verstaan gegeven dat ik niet ver over dat zeventje heen zal reiken. En ik voel het ook zo. Ik heb alles mogen doen en beleven. Al wat nu nog volgt is toegift, overvloed, genade.

Zeventig jaar, het is een slaapje onder de morgen. Zegt de psalmdichter maar dan heeft hij het nota bene over  duizend jaar. Laat staan zeventig jaar: een zuchtje, een grassprietje dat ’s morgens opschiet en ’s avonds is verdord.
Het klopt, het is niets. Je begrijpt niet waar ze gebleven zijn, die zeventig jaren.

Maar niet getreurd want nu leef ik nog dubbel.
En vooral niet getreurd omdat in dat schijntje van tijd zich het eeuwige heeft genesteld.
Als er één ding is dat me na die zeven decennia helder voor ogen staat is het dit:
wij zijn ergens toe op aarde.
Het dient tot iets, dit vluchtige leven.
Wat dan?

Uit de smeltkroes van dit leven wordt het klompje goud gedestilleerd waarom alles is begonnen. Laten we zeggen: het Godgoud.
Uit het chaotische kluwen van gebeurtenissen, emoties, vreugde en pijn en vragen komt een rode draad te voorschijn: de eeuwige Liefde.
Alles valt weg maar dit ene blijft: de Ene.
Jij dus. 

En daarom dit gebed voor mijn kleinkinderen. Maar wat bid ik dan toch voor hen?
Als ik dat kleine en inmiddels ook best al grote grut zie dat mij steeds liever wordt, mijn God, dan zou ik mijn hand rond hun hart willen leggen en dat beschermen. Omdat jij daar woont.  
Nee, ik kan hen niet vrijwaren van ongeluk en verdriet, maar ik smeek jou dat jij in hen blijft wonen. Dan doe ik dat ook.

Als licht.
Als liefde.    
Amen.

Over Wim Jansen
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. In maart 2020 verscheen zijn boek O vader wij zijn samen geweest. Voor meer info: www.wimjansen.nu.

(Visited 867 times, 1 visits today)
Close