Het is nu alweer lang geleden dat ik begon aan zenmeditatie. Een zekere onvrede met mijn toenmalige leven (‘Is dit nu alles? Er moet toch meer zijn’) was een van de redenen om daar aan te beginnen. Los komen van mijn beperkingen, mijn grenzen verleggen, was een tweede reden.
Door: Wim Davidse | Foto: Pixabay
Zazen
Gedurende twintig jaar beoefende ik, meer of minder intensief, zazen bij verschillende leraren. Ik startte bij Nora Houtman, die wel de moeder van zen in Nederland werd genoemd. Tenkei Roshi, abt van het open zenklooster ‘Zenriver’, was mijn laatste leraar.
Zen heeft me al die tijd veel gebracht. Ik kwam van veel gepieker af en ik leerde: ‘Je bent niet je gedachten’. ‘Lopen als je loopt, eten als je eet’, een raad van zenmeester Lin-chi (?-866), gaf daarbij meer structuur aan mijn dagelijks leven. Een enkele keer tijdens een meditatie was het alsof ik opgenomen werd in een grenzeloze, veilige ruimte. Soms leek het dan alsof mijn bewustzijn opzwol als een ballon, die daarbij echter steeds iets wegdrukte. Ik ging steeds meer beseffen dat ik zo iets ‘onder het tapijt veegde’: ervaringen uit mijn vroegste jeugd die steeds meer om aandacht vroegen. Ik zat eigenlijk te mediteren op het deksel van een beerput.
Jezelf kennen
Het is een valkuil bij allerlei vormen van meditatie. Je wordt gelokt door mooie ervaringen en door uitspraken van (zen)meesters over verlichting, terwijl je niet in de gaten hebt dat je eerst door je eigen ‘stenen en gruis’ heen moet. Je kunt denken dat verlichting wel een keer zal komen als je maar lang genoeg mediteert. In de zentraditie wordt hiervoor al wel gewaarschuwd. Zo is er het verhaaltje dat de taak van een zenleraar uitbeeldt.
Een oud vrouwtje wilde naar de overkant van een drukke straat. Ze vroeg aan een voorbijganger of hij haar wilde helpen de overkant te bereiken. Ja natuurlijk zei die man. Hij pakte haar stok, draaide haar driemaal in het rond en zei: ‘ga nu maar naar de overkant’.
Met andere woorden: je hoeft niet naar de overkant, hier is het, je bent er al.
Mijn leraar van de Kanzeon sangha zei het zo: ‘je hoeft niets te bereiken, zodra je op je kussen zit ben je er al’. Hij zei ook zo nu en dan: ‘Eigenlijk moet je eerst in psychotherapie gaan voordat je aan zen gaat doen’.
Maar daar had ik geen oren naar. ik moest eerst zelf inzien dat ik op een doodlopende weg zat met mijn manier van zazen, voordat ik daarmee stopte.
De woestijnvaders hadden ook al door dat je niet te gauw naar God moet reiken. Anselm Grün heeft dat, samen met Manfred Dufner, mooi verwoord in het boekje Spiritualiteit van beneden. Opklimmen tot God doe je door af te dalen in je eigen werkelijkheid, tot op het onbewuste. ‘Als je God wilt leren kennen, leer dan eerst jezelf kennen’, zei Evagrius Ponticus (345-399 n.Chr.).
Persoonsontwikkeling
Vanuit deze ervaringen met zen trof het me dat Frans Tettero in zijn boekje Hoogste bloei er voor pleit om een persoonlijke ontwikkeling vooraf te laten gaan aan een spirituele fase. Hij heeft hier zelf veel ervaring mee door het begeleiden van ‘Leergroepen’. Die groepen telden acht tot veertien deelnemers die een keer per week bijeenkwamen. Het ging hierbij om bewustwording, om leren bij ervaring. ‘Persoonsontwikkeling’ noemt Tettero dat.
Tijdens zo’n avond werd meestal begonnen met een lichaamsoefening. Die oefeningen leverden meestal veel materiaal op om mee verder te gaan. Zo ontstond gaandeweg een sfeer waarin de deelnemers zich veilig genoeg vonden om zich kwetsbaar op te stellen. Menige deelnemer kon daardoor onopgeloste zaken ‘afmaken’. Na deze ‘P-groep’, die zeker twee jaar duurde, konden de deelnemers meditatie gaan beoefenen. Dat gebeurde in de ’S-Groep’, waarbij voornamelijk zazen werd beoefend.
Tettero vindt dat je niet te vroeg moet beginnen met mediteren. Eerst moet de persoonlijkheid goed ontwikkeld zijn om het mediteren aan te kunnen. ‘Het huis moet eerst stevig staan voordat het dak erop kan’.
Geen boven en beneden
Zo bezien ben ik te vroeg begonnen met mediteren. Gelukkig ben ik niet al te zeer van slag geraakt door alles wat ik in de stilte tegenkwam. De beerput is langzaam opengegaan, vooral door een diepgaande psychotherapie. Ik heb zo als het ware mijn eigen broncode ontdekt en dat was een verrijking. Er bleek veel meer in mij te zijn dan ik dacht.
Mediteren, stil zijn, doe ik nu op mijn eigen manier. Niet meer in de zenhouding op een kussen, maar gewoon op een stoel, zoals mijn lichaam wil zitten. Een keer of drie per dag, waarbij ik vaste tijdstippen wel belangrijk vind.
Zo komt ook wel eens de spiritualiteit van boven in zicht. En die is toch eigenlijk ook weer van beneden.
Over de auteur
Wim Davidse was werkzaam als projectleider/onderzoeker bij een economisch instituut en is auteur van het boek Er is meer in ons – leren van de mystici.