Written by 07:24 Actueel • 7 Comments

Je krijgt er geen reet voor terug – of toch?

In het mooie programma Over Leven gaat Coen Verbraak het gesprek aan met Freek de Jonge ‘over zijn leven’. We horen een rustige De Jonge sympathieke en vooral herkenbare dingen zeggen. Als het over aftakeling en verval van het lichaam gaat stelt Verbraak de vraag: ‘En? Wat krijg je ervoor terug?’ De Jonge aarzelt even. Dan: ‘Je krijgt er geen reet voor terug.’ Ondanks alle herkenning en instemming, dat beleef ik toch anders.

Door: Wim Jansen | Foto: Youtube

Herkenning en instemming. Onder meer met zijn beleving van de dood. Als de ziekte van De Jonge ter sprake komt en Verbraak suggereert dat ‘het misschien niet goed zou kunnen aflopen’, stelt hij de wedervraag: ‘Wat zou er dan niet goed kunnen aflopen?’ Verbraak doelt natuurlijk op de dood. Het antwoord van De Jonge komt hierop neer: ‘Waarom zou de dood geen goede afloop zijn? Wat is dat voor arrogantie van mensen dat ze zo lang mogelijk willen blijven leven?’
Dat is me uit het hart gegrepen. Wie net als De Jonge het bordje met ‘80’ al ziet opdoemen moet geen eisen aan het leven meer stellen. Als je die leeftijd hebt bereikt en zoveel hebt mogen doen is alles al ‘goed afgelopen’.
Zo waren er veel momenten van herkenning en instemming.

Anders gehoopt
Tot die vraag van Verbraak over ‘wat je terug krijgt voor de aftakeling van je lichaam’ en het antwoord van De Jonge: ‘Je krijgt er geen reet voor terug.’ Verbraak deed nog een poging in de richting van ‘misschien wijsheid of zo’, maar dat wimpelde De Jonge terecht af: ‘Dat is wel het laatste wat ik wil pretenderen.’
Ik merkte dat ik had gehoopt op een ander antwoord. Minder cynisch. Meer in de orde van wat hij eerder in het interview had gezegd over ‘wat men dan liefde noemt’. Dat hij daarin zoveel geluk had gehad. Ik had gehoopt dat hij misschien iets gezegd zou hebben over verdieping van dat ‘wat men dan liefde noemt’.

Waarom had ik dat gehoopt?
Simpelweg omdat ik het zelf zo heb ervaren. Ik snap natuurlijk wat hij bedoelt. Omdat ik er alles van weet, van aftakeling en verval, en hoe zuur het kan zijn dat je nooit meer op je lichaam kunt vertrouwen als het je al jaren telkens in de steek laat. Dat niets meer vanzelfsprekend is. Dat je leven eigenlijk voortdurend aan een zijden draadje hangt.
Maar ik kan nooit zeggen dat ik er ‘geen reet voor terug heb gekregen’. Integendeel, ik heb er heel veel voor terug gekregen. Vooral, inderdaad, dat in alle ellende die een mens fysiek kan meemaken ONMISKENBAAR de liefde zich heeft verdiept.
Als ik Freek hoor praten over zijn geliefden – met name over de dood van zijn kleindochter – dan beluister ik daarin toch echt wel deze verdiepte liefde. Wat maakt het hem zo moeilijk om dat in zichzelf te onderkennen? Waarschijnlijk dat hij als de dood is voor clichés. En dat begrijp ik dan ook wel weer.

De levende werkelijkheid God
Maar misschien heeft ons verschil in beleving nog het meest te maken met… ja, met God. Freek heeft genoeg rake dingen gezegd over de armoede van onze samenleving zonder God. Tegelijk kan ik van hem niet verwachten dat God voor hem net zo’n diepe werkelijkheid is als voor mij. Dit bepaalt mij erbij hoe fijn ik het zou vinden ook met hem een podcastgesprek te voeren, zoals ik met Oek de Jong heb mogen doen (binnenkort online).

In Freeks antwoord werd ik mij plotseling weer heel erg bewust van de levende werkelijkheid die God voor mij is. Ik realiseerde mij hoe, juist in mijn ongeneeslijke ziekte en naderende dood, God de enige werkelijkheid is. En hoezeer die werkelijkheid in alle verval groeit en sterker wordt in mijn innerlijk.

Over het algemeen heb ik er een hartgrondige hekel aan als mensen mij kaartjes sturen met bijbelteksten. Maar door mijn professie zitten die natuurlijk wel in mijn botten. En nu en dan wellen ze op uit het dagelijks leven en dan laat ik mij er graag door raken. Zo kwamen de woorden van Paulus in II Korintiërs 4 bij mij boven:
‘Daarom verliezen wij de moed niet. Ook al vervalt onze uiterlijke mens, nochtans wordt de innerlijke van dag tot dag vernieuwd.’

Precies zo ervaar ik het. Echt, ik kan het niet ontkennen. Een mens is niet alleen een fysiek uiterlijk wezen (dat ook!), maar bestaat ook uit een innerlijke kern. Misschien ‘wat men dan liefde noemt’ of ‘God’. En juist in mijn ziekte van de laatste jaren heb ik die dimensie van ons bestaan alleen maar meer zien oplichten.

Als we het dan toch over bijbelteksten hebben, er kwam nog een prachtige regel in mij op. Uit Psalm 73:
‘Al bezwijkt mijn hart en vergaat mijn lichaam,
de rots van mijn bestaan, al wat ik heb,
is God voor eeuwig.’

Nota bene, dit is een dichter die niet geloofde in zoiets als ‘onsterfelijkheid van de ziel’, noch in ‘de hemel’, noch in ‘opstanding’, maar die zijn oervertrouwen stelt op de enige werkelijkheid die ertoe doet, genaamd de ENE, of, zoals ik het zelf zou noemen: de eeuwige LIEFDE.     

Maar ook een buitenbijbelse tekst kwam weer bovendrijven. Een die al een leven lang met mij meegaat en mij altijd tot een diepe troost is geweest. Dat is Stelling I,15 uit Spinoza’s Ethica. Ik vermoed dat de bovenpersoonlijke God van Spinoza Freek – en veel mensen van nu – meer aanspreekt dan de bijbelse. En juist daarom besluit ik daarmee:

‘Al wat is, is in God,
en zonder God,
kan niets zijn,
noch begrepen worden.’

Over Wim Jansen
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. Op zaterdag 30 maart werd zijn nieuwe boek Telkens een lichtkring dieper gepresenteerd in Vlissingen. Zie voor achtergronden en eerdere publicaties zijn website www.wimjansen.nu.

(Visited 393 times, 1 visits today)
Close