Geschreven door 16:41 Verdieping • 3 Reacties

De minnaar drinkt de beker…

Het schijnt dat religie weer op zijn retour is, getuige een aantal recente publicaties. Ik weet niet of ik daar blij mee moet zijn. Ik heb religie achter mij gelaten, alle ‘ismes’ en alle ‘dommen’. Maar als ik mij dan toch zou moeten positioneren op de kaart van de levensbeschouwingen, dan voel ik mij het meest verwant met het soefisme. Alleen al vanwege het feit dat het geen religie is. Geen religie, maar een vuur. Het vuur van de liefde.

Door: Wim Jansen | Foto: Pixabay

Minnaars
De grote dichter van het soefisme, Rumi, zei het al: ‘De minnaars van God hebben geen religie, maar alleen God.’ In mijn nieuwe boek dat komend voorjaar verschijnt, Verbijstering en verrukking – waartoe wij leven, sluit ik aan bij deze uitspraak van Rumi:

“Niet in de eerste plaats omdat religie slecht zou zijn mogen we haar achter ons laten, maar omdat er zoveel meer is. Ook als je geen last hebt gehad van religie of er misschien zelfs veel moois aan hebt beleefd kun je eraan ontstijgen. Het is niet vanuit verlies, maar uit winst dat ik mij ‘voorbij aan religie’ profileer.
Want als je je geliefde zelf kunt omarmen, waarom zou je dan haar liefdesbrieven nog onder je kussen leggen en daar troost in zoeken? Als je in de stad van God zelf kunt verwijlen, waarom zou je dan nog genoegen nemen met verkeersborden die naar haar verwijzen? Als je op de maan geland bent, wat heb je dan nog aan de vinger die naar haar wijst?” (einde citaat)

Het is ook zo mooi dat Rumi het over ‘minnaars’ heeft in relatie tot God. Dat laat zien hoe het leven bedoeld is als een feest van minne, dat prachtige middeleeuwse woord voor liefde, ja, maar dan liefde die het binnenste centrum is van het vuur. Het hart van het hart. De goddelijke kern. Het is niet voor niets dat ook onze eigen middeleeuwse mystica, Hadewych, dat woord gebruikt. Ze heeft het voortdurend over minne, maakt dat woord zelfs tot eigennaam: Minne. En in een beeldend februarigedicht plaatst ze de minnaar in een proces van loutering:

Als het seizoen op het punt staat zich te vernieuwen
is berg en dal toch nog overal donker en onaantrekkelijk,
maar de hazelaar begint te bloeien.
Al kent de minnaar rampspoed,
hij zal over heel de lijn groeien.   

Sterven voor je sterft
Het is de bestemming van ons leven: Minnaars te zijn die groeien in minne. Het is ook de bestemming van ons sterven. Of we nu dood zijn of leven, het vuur dat ons gaande hield blijft branden in eeuwigheid. Of ons vonkje nu rond dwarrelt aan de nachtelijke hemel van de wereld of dat het gloeit in de goddelijke vuurhaard zelf, het is en blijft deel van het grote vuur dat Liefde heet.

Wie zich daarvan bewust is ziet in alles dat vuur opgloeien. In alle omstandigheden, in rampspoed en voorspoed, in tegenslag en geluk, in ziekte en gezondheid, in eenzaamheid en verbondenheid. Wie zich daarvan bewust is legt zijn leven en zijn ziel en zaligheid in dat vuur. Wie zich daarvan bewust is sterft al voor hij sterft.
Sterven voor je sterft – dan is het fysieke sterven niet meer zo dramatisch. Want je bent allang gestorven in dat vuur. En dat vuur blijft, juist ook voor en in mijn nabestaanden.
Daarom vind ik het ook niet erg om dood te gaan.

Aan het slot van het tv-in memoriam van leeftijdgenoot Ron Brandsteder hoorde ik het lied van Leonard Cohen: I leave the table. Hoewel over het algemeen een liefhebber van Cohen – niet van alles – kon ik me deze keer niet vinden in de tekst. Met name bij de tweede regel uit dat refrein voelde ik verzet: I’m out of the game.
Nee, denk erom – dacht ik – al ben ik zo dood als een pier, I’m not out of the game. Sterker nog, mijn vonkje zal nog inniger gloeien dan tijdens mijn leven, niet omdat het mijn vonkje is maar omdat het deel uitmaakt van dat grote vuur.

Verliefd
Echt waar, geloof het nou maar van deze ouwe rot in de liefde, die over niet al te lange tijd ook de tafel zal verlaten: we zijn geroepen om minnaars te zijn. En om in schoonheid en lelijkheid de Liefde te zoeken, te ontdekken, te herkennen. Om in lieve en mooie mensen iets van God te herkennen, natuurlijk, maar ook in lelijke klootzakken waaraan we ons kapot ergeren. Om, zoals Etty Hillesum zei, ‘God op te graven in de harten van anderen’.
Geroepen om minnaars te zijn.

We zijn op aarde om verliefd te zijn.
Alleen als je verliefd bent zie je het gelaat van de grote Liefde oplichten in je leven en sterven.
Alleen als je verliefd bent word je gedragen door die wonderlijke gloed die alles in vuur en vlam zet.
Alleen als je verliefd bent drink je de beker van het leven leeg tot op de bodem en zie je de Ene, die Liefde is.
Zoals ook Rumi dichtte:

De minnaar drinkt de beker
en ziet de Ene.
Wie niet verliefd is drinkt de beker
en ziet slechts het eigen gezicht.

Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. Komend voorjaar verschijnt zijn ’theologisch testament’: Verbijstering en verrukking – waartoe wij leven. Zie voor achtergronden en eerdere publicaties zijn website www.wimjansen.nu.

(Visited 396 times, 1 visits today)
Sluiten