Altijd weer God. Dat woord dat alles naar zich toe zuigt. Of juist van zich afstoot. Het roept alle mogelijke tegengestelde werelden op: afgrijzen, fascinatie, woede, liefde, grimmigheid, barmhartigheid. Onverschilligheid van ‘passé’ en ‘niets mee’ of juist vuur en bron van inspiratie. De dichter Ed Hoornik worstelde ermee: Wat is God? Wat is God? Wat is God?
Door: Wim Jansen | Foto: Pixabay
Hoe vaak heb ik zelf het woord ‘God’ gebruikt in mijn schrijfsels vanaf het begin? Ook weer in mijn nieuwe boek dat komende winter verschijnt. Tot in de titel toe: NIEUWE ERPELS SMAAKTEN NAAR GOD – heimwee naar het Paradijs. Voor de duidelijkheid: ‘Erpels’ dat is Zeeuws voor ‘aardappels’. En het Paradijs is gelaagd, in zijn zowel letterlijk geografische (namelijk de plek in Zeeuws-Vlaanderen waar ik opgroeide) als metaforische betekenis.
Altijd weer God.
Mijn hele leven.
Van mijn eerste gedichten tot mijn laatste columns.
Maar wat is God? Wat is God? Wat is God?
Ik ga op zoek naar God in een gebed.
Een tastend gebed.
Ik tast naar jou, God.
Want ik kom blijkbaar niet van je los.
Al mijn hele leven vergezel je mij.
En in dat voorzichtige aftasten spreek ik je aan met ‘jij’.
Dat zegt al heel veel, dat ‘jij’.
Jij bent geen ‘u’ en zeker geen ‘U’.
Onbekommerd zeg ik ‘jij’, vanuit mijzelf, intuïtief.
Maar ik sta in een brede traditie.
Duits: du.
Frans: tu.
Spaans: tu.
En vast in nog heel veel andere talen.
Maar last but not least: ook in het Hebreeuws en Grieks.
Soms spreken mensen mij erop aan:
Vindt u dat niet een beetje vrijpostig, dominee?
Om het Opperwezen aan te spreken met ‘jij’.
Maar het is juist uit diepe eerbied voor jouw nabijheid.
Tegen mijn geliefde zeg ik ook geen ‘u’.
Bovendien ben je geen Opperwezen.
Je bent überhaupt geen wezen.
We weten nu zo zoetjes aan wel wat je niet bent:
niet de man met de baard op de wolk.
Nee, dat weten wij nu wel,
wij, niet meer achterlijke 21e-eeuwers.
Alhoewel…
Toen ik aan mijn studenten vroeg om God te tekenen,
was er niemand die zei:
God kun je niet tekenen, integendeel,
braaf tekenden de meesten….?
Drie keer raden, lieve God.
En zoveel mensen om mij heen
hebben nog altijd wat met jou af te rekenen als
de meneer in het heelal die hun iets heeft aangedaan,
die’ ouwe daarboven die een schop onder zijn hol verdient…’
Ja, mijn God, zo spreken jouw mensen over jou.
En ik zou ze de kost niet willen geven
die jou aan hun zijde scharen en jou claimen,
van Poetin tot de nieuwe president van Amerika – wie dat ook mag worden….
Die jou achter de hand houden
als de ‘PRESIDENT IN DE HEMEL’.
Dat ben je allemaal niet,
althans niet in mijn beleving.
Maar wat ben je dan wel?
Je bent vooral een woord, denk ik.
Maar een woord dat verwijst naar de meest werkelijke werkelijkheid.
Een werkelijkheid, concreter en aardser en levendiger
dan dit woord waarmee we ons behelpen.
Jij bent een woord dat verwijst naar een ervaring.
Een bevinding, empirisch dus.
Mijn God, jij bent een woord
dat ik alleen maar kan gebruiken
bij wijze van spreken.
Ik kan alleen maar over jou en tot jou spreken
bij wijze van spreken.
Alsof je een mens bent,
want alleen vanuit dat beeld kunnen wij spreken.
Het is zo wonderlijk.
Die drie letters g o d, niet meer dan hanenpoten,
drie willekeurige krabbels in zoveel talen verschillend,
roepen ontzaglijke werelden op.
En wat mij betreft, van jongs af aan
roepen ze een prachtige wereld op,
een zuivere, schitterende wereld van:
afgrondelijke, nee, ongrondelijke stilte,
peilloze ruimte,
overweldigende schoonheid,
innige vrede,
diepe rust,
een zachte, warme stroom in mijn brein,
een zinderende gloed in mijn ziel.
Het is bijna wanhopig,
mijn zoeken naar woorden
voor jou!
Wanhopig van verlangen.
Kransen van taal
vlecht ik om jou heen.
Dichterbij kan ik niet komen
dan met deze levenslange omcirkeling van woorden.
Maar, mijn God, weet dat het een liefdevolle omcirkeling is,
een omhelzing met duizend armen,
zou jouw geliefde Etty Hillesum zeggen.
In die letters g o d die jou oproepen
schuilt mijn diepste ontroering,
mijn ultieme troost,
mijn licht voorbij de dood,
de reden van mijn bestaan,
de bron waaruit mijn schrijven stroomt.
Maar zie nu toch,
het woord ‘God’ trekt zich terug,
trekt zich terug achter zes andere hanenpoten
die het volgende woord vormen:
L I E F D E.
Over Wim Jansen
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. Begin 2025 verschijnt bij Morgenland Uitgeverij zijn nieuwe boek NIEUWE ERPELS SMAAKTEN NAAR GOD – heimwee naar het Paradijs. Zie voor achtergronden en eerdere publicaties zijn website www.wimjansen.nu.