‘Wat blijft er van een mens over? Als je dood bent word je nog een tijdje herinnerd door je nabestaanden. Tot ook die van het toneel verdwenen zijn…’ De man die dit opmerkte tijdens het nagesprek van mijn lezing was zichtbaar geëmotioneerd. Het gesprek ontspon zich verder rond de moeite met het verlies van onze individualiteit.
Door: Wim Jansen | foto: Pixabay
Wat is daar erg aan?
Mijn lezing Liefde op het scherpst van de snede (lezing naar aanleiding van mijn boek Telkens een lichtkring dieper) spitst zich toe op liefde in eenzaamheid, ziekte en dood. Dat het er juist dan op aankomt om de liefde als innerlijk vermogen aan te boren. Dat de liefde ons leven en onze individualiteit overstijgt. Dat wij als individu opgaan in het collectieve energieveld van de Liefde die je God kunt noemen.
Bij elke lezing merkte ik dat het de mensen raakte. Zo ook deze oudere man met een ongeneeslijke ziekte onder de leden. Somber merkte hij op dat het hem niet troostte. Dat hij het zo moeilijk vond om de vergetelheid van het ‘er niet meer zijn’ te aanvaarden. Dat er niets meer van ons als persoon overblijft…
Het werd herkend in de groep. Wij vinden het allemaal erg om onze individualiteit te verliezen. Dat is volkomen natuurlijk en inherent aan het leven. Niet voor niets lijken alle religies een soort overlevingsstrategie te hebben ontwikkeld in de voorstelling van een hiernamaals. Omdat we allemaal zo graag willen blijven bestaan als individu. We kunnen eenvoudig niet accepteren dat wij er ooit niet meer zullen zijn. Dat we bestemd zouden zijn om ‘to fade out fade out’ – zoals de rockband Radiohead zingt in het prachtige nummer Street Spirit.
Toch kwam er diezelfde avond een mevrouw met een afwijkende inbreng. Zij vroeg zich af waarom dat eigenlijk zo erg zou zijn. Wij zijn van nature geneigd – het is wellicht ons diepste instinct – om als individu te willen overleven, maar als je het dieper tot je door laat dringen: Wat is er zo erg aan dat wij verdwijnen? Wij worden geboren in de modus van ‘centrum van het universum’, maar gaandeweg het leven verschuift dat dikke ik naar de marge en komt het grote geheel centraal te staan. Dat is nu juist de natuurlijke gang van zaken.
Ik vond het een verrassende en ook verhelderende inbreng.
Bestemd om te sterven
Misschien is het juist onze bestemming in het leven om ons felle ik af te leren en af te leggen. Misschien zijn we op aarde om te groeien in het ‘niets’. Precies zoals Leonard Cohen zingt in Going home: hoe we worden uitgekleed, worden bevrijd van onze knellende kostuums, en achter de sluiers van de dood teruggebracht tot onze naaktheid:
‘Going home without my burden,
going home behind the curtain,
going home without this custom
that I wore.’
Het is wat Herman Hesse in zijn boek De kunst van het ouder worden omschrijft als ontworden. In de herfst van zijn leven ondergaat hij de natuur steeds intenser, zoals de dingen bij het late, lage avondlicht in een inniger glans komen te liggen. Elke nieuwe dag, elke zonsopkomst wordt weer wat het ten diepste is: een mysterie en een geschenk.
In die verstilling en verinnerlijking komt Hesse tot de conclusie: de bestemming van de jeugd is om te worden. De bestemming van de ouderdom is om te ontworden. In dat ontworden ontstaat ruimte om innerlijk te groeien.
Hesse noemt dat transcenderen. Opgaan in het overstijgende. En opgaan betekent dat je ik verdwijnt en zich verliest in een nieuwe fase. Zoals in de bekende metafoor van het zaad, dat zich verliest – en dus ook werkelijk als ‘individu’ moet sterven en verdwijnen – om te worden getransformeerd in een gestalte die in niets meer herinnert aan de oude bestaansvorm.
En zoals een rivier uit het niets wordt geboren, bestemd is om eerst te groeien en zich breed en machtig te maken, om vervolgens uit te stromen in de oceaan, zich te vermengen met al dat andere water en daarin onherkenbaar op te gaan.
Weerzien?
Helemaal onherkenbaar? Is er dan helemaal niets dat overblijft?
Van onze individualiteit valt niet veel terug te vinden. Die verdwijnt inderdaad met het verdwijnen van onze nabestaanden. Hooguit laten wij iets tastbaars na wat nog aan ons als persoon herinnert. Maar dat betreft hoofdzakelijk uitzonderingen.
Is dat erg? Nee. Want wat blijft is het grote geheel waarvan wij deel uitmaken – en altijd deel zullen blijven uitmaken. De plant die oprijst uit het gestorven zaad bestaat uit hetzelfde DNA. De oceaan die de rivier in zich heeft opgenomen is nog steeds H2O. En de energie waaruit wij mensen zijn ontstaan kan nooit verloren gaan. Zoals ook onze geest nog steeds zal bestaan als liefdesenergie.
Spinoza zou zeggen: ‘De menselijke geest kan niet geheel met het lichaam teniet gaan; er blijft iets over dat eeuwig is’. Dat eeuwige is het deelhebben van onze geest aan Gods Geest. Het is de continuïteit van ons DNA en ons H2O. Het is de energie die niet verloren kan gaan. Het is onze liefdesenergie voor zover die deel heeft aan DE Liefdesenergie.
Of, zoals ik mijn vriend broeder Franciscus in Zundert hoorde zeggen: ‘Het enige wat er van een mens overblijft is dat wat hij met God heeft.’
Diezelfde avond vroeg ook iemand naar een mogelijk weerzien met onze gestorven geliefden. Dat weerzien zal denk ik niet in de gestalte van persoonlijke herinnering zijn, maar als gedeeld ‘H2O’. In zijn of haar essentie: je ik in God. Als pure liefde.
Ik zit er ook niet op te wachten om bijvoorbeeld mijn vader terug te vinden in al zijn persoonlijke kleuren, inclusief politieke overtuigingen en menselijke tekorten. Als ik nu aan hem denk is hij mij ook alleen nabij in zijn liefde, het pure extract dat van zijn leven hier op aarde is overgebleven.
Beklaag mij niet!
Daarom, nee, het is niet erg om mijn individualiteit te verliezen, noch mijn ik, noch mijn leven. Het is mijn bestemming van meet af aan. Alleen door mijzelf te verliezen kan ik mijn ware zelf vinden in de zuivere Liefde die ik God noem.
Daarom, nee, ik wil niet als slachtoffer benaderd worden, niet meewarig of betuttelend, niet als zielige stervende, maar als iemand die volwaardig en met opgeheven hoofd de weg gaat waartoe ieder bestemd is. Ik zal vrolijk de dood tegemoet treden.
Daarom, nee, beklaag mij niet.
Ik ben de vogel voor de kat.
Maar nee, beklaag mij niet.
Beklaag veeleer
wie krampachtig
zich vastklampen
aan het leven.
Over Wim Jansen
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. Op zaterdag 30 maart werd zijn nieuwe boek Telkens een lichtkring dieper gepresenteerd in Vlissingen. Zie voor achtergronden en eerdere publicaties zijn website www.wimjansen.nu.
Prachtig Wim!
Dank je wel voor weer een column om bij stil te staan.
Lieve groet
Ans van Sabben.
Lieve Wim,
wat een prachtige column, die precies verwoordt hoe ik er tegenaan kijk. Ik sla hem op en zal hem nog vele malen herlezen. Je bent een gezegend mens en anderen tot zegen. Geniet van de zonsopkomsten en -ondergangen, je woont fantastisch aan de Boulevard.
Hartelijke groet van Eugenie
Ans en Eugenie,
veel dank voor jullie reacties!
Mooi en boeiend uiteenzetting
Ook dank, Wil
Dank voor je column Wim!
Ons ego zit onszelf en anderen om ons heen vaak in de weg!
Het mooiste kado van sterven lijkt me dat je daar van verlost wordt !
Wat een mooie wereld zouden we hebben zonder al die ego’s
Weer een vraagje voor later……
Waarom hebben we ze eigenlijk nodig?
Ha Paula, dank!
Om toch maar een antwoordpoging te wagen op je vraag:
Ik denk dat we ons ego nodig hebben om in deze wereld te overleven.
Ons ego is ook niet verkeerd in zichzelf, het is heel natuurlijk en het is de modus waarin wij worden geboren.
Het is ook de bedoeling dat wij het ontwikkelen vanaf onze jeugd, hoort bij het WORDEN.
We moeten het alleen niet overdrijven, niet gaan opblazen zoals veel mensen doen.
Want tegelijk is het een natuurlijk proces dat wij het in een latere levensfase, die van het ONTWORDEN, weer leren relativeren en loslaten en uiteindelijk verliezen.
Dat is de gang van ons leven, zoals een rivier klein begint als beekje (ego), verderop breed en krachtig en bruisend wordt (EGO) en uiteindelijk weer niets wordt (ontwordt) als hij in de zee stroomt en opgaat in het grote geheel van de oceaan.