Geschreven door 13:38 Opinie • 5 Reacties

Requiem voor de levenden

Nee, dit is geen requiem voor de doden. Want de doden leven. Wel draag ik deze tekst op aan onze gestorven geliefden. Maar zij leven. Onder ons en in ons. Requiem voor de levenden om ons heen en in ons.

Door: Wim Jansen

Mijn vorige column eindigde ik met de roekeloze oproep: durf te sterven. Dat vraagt natuurlijk om een vervolg. Want waar haal ik de euvele moed vandaan? Ik kon bijna niet wachten om die vraag te beantwoorden.
Deze, mijn beleving van de dood is niet iets van het laatste jaar. Het samenvallen van mijn ziekte en de coronacrisis versterken haar wel maar ik draag het al lange tijd zo uit. In dit laatste werd ik onlangs bevestigd door een oud-gemeentelid, een vrouw met wie ik inmiddels een serieuze mailvriendschap heb ontwikkeld. Zo’n twintig jaar geleden verloor zij een kind. Een gebeurtenis waaraan zij uiteraard nog geregeld refereert. In haar meest recente mail reproduceerde zij een paar regels uit een gedichtje dat ik toen voor haar en haar man schreef:

Je moet niet bang zijn voor de dood.
Meer liefde kun je nooit ontvangen
dan in de dood.

In haar mail voegde ze eraan toe: ‘Het waren woorden die me rust en geborgenheid gaven en nog steeds geven.’ 

Het zijn van die woorden waarvan je zegt: ‘Heb ik dat geschreven?’ Grappig dat zo’n zinnetje na decennia als een boemerang bij me terugkeert en mij dan nota bene op mijn beurt troost, ook al zou ik het nu anders zeggen. Intussen blijft de vraag staan: waar haal je de moed vandaan om zulke dingen te beweren?

Een leven lang doodgaan
Om te beginnen is het goed je te realiseren dat doodgaan niets nieuws is. Elke dag gaan we dood. Vanaf het moment dat we geboren zijn begint ons lichaam al af te sterven. Er is nauwelijks nog iets over van wie je als baby was. Je ‘ik’ van toen is dood. Je hebt allang afscheid genomen, je neemt elk moment afscheid, van wie je zelf was en bent, van wie de ander was en is. Zoals ik het ooit omschreef:

‘Zo is ook wie ik in mijn jonge jaren was gestorven. Zo zijn de meeste van mijn plannen ooit, van mijn gedachten, idealen, meningen en misverstanden, dood. En ik ben blij dat veel van wat ik was er niet meer is. Van het bange, onzekere kind dat ik was, van de wilde puber, van de irritante, ijdele adolescent, van de trefzekere, scorende jongeman, van de ambitieuze theoloog – van dat alles is niet veel meer over. Omdat het sterven mocht. Omdat ik, steeds meer mijzelf verliezend, geworden ben tot wie ik worden moest: mijn diepste kern in God.’ 

We zijn nooit dezelfde als gisteren, net zoals de rivier waarin je nu pootje baadt een andere rivier is dan die waarin je gisteren op dezelfde plek zat te vissen. Het is heilzaam om je de waarheid en de wijsheid van Heraclites in te prenten: panta rei. Alles stroomt. Jij, de ander, je leven. Veel sterren die je nu aan de hemel ziet staan zijn er niet meer. Ook, bijvoorbeeld, je kinderen zoals ze toen waren zijn er niet meer. Het voelt als verlies maar dat is het niet.
We zijn aan eeuwige transformatie onderhevig. Transformatie tot liefde.

Dichterbij dan ooit
Die transformatie is met de fysieke dood niet afgelopen. Je zou kunnen zeggen dat ze dan pas goed begint! De dichtregel die de mailvriendin mij terugschonk zou ik nu minder persoonlijk formuleren: Meer liefde kun je nooit zijn dan in de dood. Want de dood transformeert ons tot aanwezigheid van pure liefde.  

Na het verongelukken van hun drummer Chris Götte kwam ons Zeeuwse Blöf met het nummer Dichterbij dan ooit. Daarmee gaven ze uitdrukking aan het algemeen gevoelde besef van nabijheid van gestorvenen. Een nabijheid die soms zelfs inniger ervaren wordt dan tijdens iemands leven: Jij bent weg maar dichterbij dan ooit.
Het klopt. De geliefde dode is nu in ons. Dichterbij kan iemand niet zijn dan in ons. Geworden tot liefde in ons.    

Ook het dochtertje van mijn mailvriendin – ik merk het altijd als zij over haar vertelt – is getransformeerd tot aanwezigheid van liefde.
Zo heb ik zelf onlangs een boek gewijd aan mijn vader, met als clou zijn stille aanwezigheid in mijn leven na zijn dood, intenser en zuiverder dan toen hij nog leefde.

Ga op zoek naar de dode geliefden in jezelf en je zult merken dat zij leven. Daal af in jezelf en diep hen op. Verhoud je tot hen. Luister naar hen. Voel hun nabijheid. Zij leven.
Ze zijn samengevallen met het licht van God om je heen en in jou.   

Requiem voor een vriend
Het is deze zomer tien jaar geleden dat mijn boezemvriend dodelijk verongelukte. Ook aan hem heb ik destijds een boekje gewijd. Ter illustratie van het voorgaande – en mogelijk tot herkenning voor de lezer – besluit ik deze column met een klein requiem voor hem:

Goede makker, ik denk aan de lange wandelingen die we maakten, het praten, praten, praten naast elkaar, de vertrouwelijkheden die we uitwisselden als waren we jonge jongens, het schateren om vunzigheden, de witbieren die we zopen, ons zoeken naar oprechtheid en wat me altijd nog omringt: je ironische glimlach als je luisterde.
Maar wat van je is overgebleven en me troost, dat is je heimwee naar… ja, naar wat? Ik noem het maar: je verlangen naar het licht. Wat is het toch in mij dat zeker weet dat je daarin bent opgenomen als een sprankje, een vonkje, een sneeuwvlok licht? Dat je in een soort energieveld van liefde een bent met alle kleine schepselen die ooit hebben geleefd – het kleinste vliegje uit de tijd van Hannibal, zoals Karl Barth zei.
Wat is dat iets in mij? Het is geen geloof, geen aanname. Het is een besef dat me overkomt. Een niet anders kunnen dan innerlijk weten. Het is een ervaren: jij leeft als liefde om ons heen en in ons.

Over Wim Jansen
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland. Voor meer info: www.wimjansen.nu.

(Visited 662 times, 1 visits today)
Sluiten