Geschreven door 19:05 Opinie

Poëzie: de wil om niet te zwijgen, waar woorden ontbreken

Recent verscheen ‘Hier stokt het hanige heilige woord.’ Tien millenniumdichters over een zinvol leven van Martien E. Brinkman en PieterJan Mellegers. Johan Goud las het boek en schreef onderstaande recensie.

Door: Johan Goud | foto: Pixabay

De titel Hier stokt het hanige heilige woord is aan een gedicht van Mustafa Stitou ontleend – een fraai gedicht, dat te lezen staat in de hal van de Amsterdamse openbare bibliotheek. Het bezingt de ongebonden en ondoorzichtige veelheid van inzichten die typisch is voor bibliotheken, en onverdraaglijk voor religies en ideologieën die andere inzichten minachten. De afwijzing van zulke ‘hanige’ tradities met hun intolerante waarheidsclaims staat in de titel van dit boek voorop. Het is een afwijzing die de tien in dit boek beschreven dichters inderdaad gemeen hebben.

Maar de keerzijde van deze afwijzing is minstens zo interessant. Want wat beweegt deze dichters in positieve zin, hoe antwoorden ze op de vraag naar een zinvol leven? Het is deze vraag die in dit boek van theoloog Martien Brinkman en literatuurwetenschapper PieterJan Mellegers centraal staat. “Wat ons vooral fascineert, is hoe deze dichters in het leven staan, voor zover ze zich daarover in hun gedichten uitlaten” (25). Titels als ‘Elkaar verstaan in onze sprakeloosheid’ (naar Maud Vanhauwaert) of ‘Niet zwijgen waar woorden ontbreken’ (naar Ellen Deckwitz) zouden daarom even goed, zo niet beter verdedigbaar zijn geweest.

Dichters als seismografen
Hoe terecht het is om voor onze levensvragen en ons zoeken naar antwoorden daarop bij dichters te rade te gaan, weet ieder die gedichten leest en van poëzie houdt. Dichters zijn, naast al het andere dat over hen en hun werk te zeggen valt, ook fijngevoelige seismografen van wat leeft in onze psyche en onze samenleving, en van de mentaliteiten die ons verdelen en verbinden. In deze rijke collectie zijn treffende voorbeelden daarvan te vinden. Bijvoorbeeld rond het nomadische motief van de thuisloosheid, van een identiteit die zich niet definitief laat vastleggen. “Het volgende moeten we onthouden: dat we allemaal als / vluchteling geboren worden, op zoek naar de juiste plek” (Lucas Rijneveld). “In vele landen heb ik een huis gebouwd / maar elk van hen leek mij op dat moment onwerkelijk” (Alfred Schaffer). “Hoe weten zij hoe ik mij was? / Welk nog onzichtbaar etiket / is in mijn nekrand vastgezet?” (Ester Naomi Perquin).

Tegelijkertijd heeft poëzie in onze tijd steeds meer moeite om gelezen en gehoord te worden. Ook dat weet ieder die van poëzie houdt. Gelukkig bestaat er nog altijd een druk literair leven en ontbreekt het allerminst aan jonge dichters. De selectie van tien ‘millenniumdichters’ in dit boek – dichters, met andere woorden, die vóór 2000 nog niet gepubliceerd hebben (met Mustafa Stitou als uitzondering op deze regel) – is moeiteloos uit te breiden met andere jeugdige en begaafde dichters. Maar er is een probleem. De levendige communicatie die deze dichters met elkaar en hun lezers onderhouden, blijft helaas steeds meer beperkt tot een betrekkelijk klein circuit, een poëtische subcultuur. De achteruitgang van het literatuuronderwijs en de ontlezing zijn er in hoge mate debet aan, maar er lijkt meer dan dat aan de orde. De vorig jaar overleden Amerikaanse auteur Paul Auster hintte ernaar in een brief aan J.M.Coetzee (29-09-2009): “No one believes that poetry (or art) can change the world anymore. No one has to fulfil a sacred mission. There are poets everywhere now, but they only talk to each other.”

Spoken poetry
Bewegingen die aan het subculturele isolement proberen te ontsnappen, zijn er beslist wel: de spoken poetry bijvoorbeeld, de publiekelijk ten gehore gebrachte dichtkunst, die ook met dat oogmerk geschreven is. En de slam poetry festivals, waar dichters met elkaar om de gunst van het publiek strijden. In het boek van Brinkman en Mellegers fascineerden mij vooral de hoofdstukken die zij aan deze fenomenen wijden. Voor ons zijn ze betrekkelijk nieuw – al herinneren ze natuurlijk aan de musische wedijver in het oude Griekenland, aan de rol van dichtkunst in orale culturen, aan de afro-amerikaanse jazzpoëzie in de VS. Gesproken dichtkunst is directer en verstaanbaarder dan de poëzie die in bundels en literaire tijdschriften verschijnt en die zorgvuldig, liefst in stilte, gelezen en overdacht wil worden. We komen haar tegen in de hoofdstukken over Lieke Marsman, Maud Vanhauwaert, Ellen Deckwitz, Babs Gons.

Deze ‘gesproken poëzie’ bevrijdt zich uit de enigszins elitaire context die het dichten vaak omgeeft en stelt zich open voor de diversiteit van onze samenleving, voor “het benoemen, kennen en vieren van haar vele waarheden” (201). Zo is Babs Gons (geb. 1971) op zoek naar een “kale taal die je niets geeft om je mee te bedekken” en herkent ze zich in de geestelijke verbondenheid die de spirituals bieden. In haar Martin Luther King lezing aan de VU (2019) droeg ze het gedicht ‘als je geen droom hebt’ voor. In de plaats van de poëtische nauwkeurigheid en de literaire vernieuwing waar veel poëzielezers van houden, treden hier de directe aanspraak en het gedreven appèl dat mensen in beweging wil brengen: “laat Martin Luther King / niet weten dat je stil blijft / laat hem alsjeblieft niet horen / dat je kiest om te zwijgen // als je geen droom hebt / niets om voor te vechten / niemand om je hard voor te maken / niets om voor op te staan / laat het niet merken / aan hen die niet anders kunnen.” Op haar eigen manier is zo ook deze ‘spoken poetry’ een uitdrukking van de dichterlijke wil om niet te zwijgen, waar woorden ontbreken.

Onzeker tasten naar betekenis
Samen met Martien Brinkman schreef ik jaren geleden een artikel over het lezen van Achterbergs poëzie (NTT, 2015). Brinkman was geneigd om allerlei motieven in diens werk in christelijke zin te duiden, ikzelf las hem eerder als een religieuze zwerver. Het ging, schreven we daar, om het contrast tussen een herkennende en een vervreemdende of nomadische lezing. Gaandeweg kwamen we dichtbij een consensus uit, waarin die tegenstelling haar ogenschijnlijke scherpte verloor. Het hier besproken boek kiest van meet af aan welbewust voor een interpretatie, die het volstrekt ándere van de geïnterpreteerde poëzie scherp in het oog houdt. Hoe staan deze tien dichters in het leven, wat kan daarover op basis van hun werk worden gezegd? Het blijkt een vruchtbare vraagstelling.  Soms zou ik een dieper gaande interpretatie hebben gewenst, soms zou ik een andere interpretatie prefereren – bijvoorbeeld als de auteurs geneigd lijken een religieuze betekenis te geven aan wat Mark Boog over geluk, liefde en trouw schrijft (174).

Maar van groot belang vind ik deze meningsverschillen niet. Poëzie en het lezen daarvan, ze kunnen niet zonder het onzekere tasten naar betekenis en de onenigheid die daarbij hoort. Martien Brinkman en PieterJan Mellegers hebben een boeiend boek geschreven, belangrijk voor iedereen die weet dat poëzie, naast al het andere dat je erin vinden kunt, ook subtiele peilingen biedt van de zin en zinloosheid van ons bestaan.

Voor meer informatie over dit boek of om het boek te bestellen: klik hier.
_____

Johan Goud (1950) was hoogleraar ‘zingeving en religie in literatuur en kunst’ aan de Universiteit Utrecht en remonstrants predikant in Den Haag. 

(Visited 70 times, 1 visits today)
Sluiten